De pretérito indefinido: Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden in de pretérito indefinido zijn onregelmatig en hebben veranderingen in hun stam of vervoeging.

Gramática: El pretérito indefinido: Los verbos irregulares

A2 Spaans De verleden tijd: onregelmatige werkwoorden

Niveau: A2

Module 2: El buen pasado (De goeie oude tijd)

Les 10: ¿Oíste las noticias? (Heb je het nieuws gehoord?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. De uitgangen van onregelmatige werkwoorden zijn: "-e, -iste, -o, -imos, -isteis, -ieron".
  2. De werkwoorden "ser" en "ir" worden op dezelfde manier vervoegd.
  3. Onregelmatige werkwoorden in de pretérito indefinido hebben in geen van hun vormen een accent.
VerboRaízConjugaciónEjemplo
HacerHic- Hiz-Hice, hiciste, hizo, hicimos, hicisteis, hicieronHice un reportaje sobre las noticias actuales. (Ik maakte een reportage over het actuele nieuws.)
PoderPud-Pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieronNo pude volver a ver el programa. (Ik kon het programma niet meer zien.)
PonerPus-Puse, pusiste, puso, pusimos, pusisteis, pusieronMi madre puso la televisión en el salón. (Mijn moeder heeft de televisie in de woonkamer gezet.)
QuererQuis-Quise, quisiste, quiso, quisimos, quisisteis, quisieronSiempre quisimos conocer al presentador del noticiero. (We wilden altijd de nieuwsanker ontmoeten.)
SaberSup-Supe, supiste, supo, supimos, supisteis, supieronNo supe que mi abuelo fue reportero hasta que vi un reportaje suyo.  (Ik wist niet dat mijn grootvader verslaggever was totdat ik een reportage van hem zag.)
EstarEstuv-Estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieronNosotros estuvimos en un programa televisivo.  (Wij waren waren op een televisieprogramma.)
Tener Tuv-Tuve, tuviste, tuvo, tuvimos, tuvisteis, tuvieronYo tuve una televisión pequeña. (Ik had een kleine televisie.)
Dar/Di, diste, dio, dimos, disteis, dieronEl presentador nos dio una buena noticia. (De presentator gaf ons goed nieuws.)
Ser/Fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueronfuiste un presentador. (Jij was een presentator.)
Ir/Ayer fuisteis al programa televisivo. (Gisteren gingen jullie naar het televisieprogramma.)

Uitzonderingen!

  1. Sommige werkwoorden zijn regelmatig, maar hebben een verandering in de derde persoon enkelvoud en meervoud. Bijvoorbeeld: dormir-durmió; pedir-pidió; seguir-siguieron; sentir-sintieron
  2. Sommige werkwoorden hebben ook een verandering van medeklinker in de derde persoon enkelvoud en meervoud. Bijvoorbeeld: leer-leyó
  3. Werkwoorden die eindigen op -zar; -gar en -car veranderen -z in -c; -g in -gu; -c in -qu in de eerste persoon enkelvoud. Bijvoorbeeld: pagar-pagué

Oefening 1: El pretérito indefinido: Los verbos irregulares

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

dio, fuiste, navegó, quise, supimos, tuvimos, fue

1.
El programa ... interesante.
(Het programma was interessant.)
2.
Él ... reportero.
(Hij was verslaggever.)
3.
¿Tú ... al parque?
(Ben jij naar het park gegaan?)
4.
Nosotros ... las noticias actuales.
(Wij vernamen het actuele nieuws.)
5.
El reportero ... muchos detalles en el reportaje.
(De verslaggever gaf veel details in het verslag.)
6.
Yo ... volver a casa para ver el programa.
(Ik wilde naar huis terugkeren om het programma te zien.)
7.
Él ... por internet.
(Hij surfte op internet.)
8.
Nosotros ... nuestro programa favorito.
(Wij hadden ons favoriete programma.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

fue


was

2

fuiste


was je

3

tuvimos


hadden

4

supimos


wij vernamen