- De uitgangen van onregelmatige werkwoorden zijn: "-e, -iste, -o, -imos, -isteis, -ieron".
- De werkwoorden "ser" en "ir" worden op dezelfde manier vervoegd.
- Onregelmatige werkwoorden in de pretérito indefinido hebben in geen van hun vormen een accent.
Verbo (Werkwoord) | Raíz (Wortel) | Conjugación (Vervoeging) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|---|---|
Hacer | Hic- Hiz- | Hice, hiciste, hizo, hicimos, hicisteis, hicieron | Hice un reportaje sobre las noticias actuales. (Ik maakte een reportage over het actuele nieuws.) |
Poder | Pud- | Pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieron | No pude volver a ver el programa. (Ik kon het programma niet meer zien.) |
Poner | Pus- | Puse, pusiste, puso, pusimos, pusisteis, pusieron | Mi madre puso la televisión en el salón. (Mijn moeder heeft de televisie in de woonkamer gezet.) |
Querer | Quis- | Quise, quisiste, quiso, quisimos, quisisteis, quisieron | Siempre quisimos conocer al presentador del noticiero. (We wilden altijd de nieuwsanker ontmoeten.) |
Saber | Sup- | Supe, supiste, supo, supimos, supisteis, supieron | No supe que mi abuelo fue reportero hasta que vi un reportaje suyo. (Ik wist niet dat mijn grootvader verslaggever was totdat ik een reportage van hem zag.) |
Estar | Estuv- | Estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieron | Nosotros estuvimos en un programa televisivo. (Wij waren waren op een televisieprogramma.) |
Tener | Tuv- | Tuve, tuviste, tuvo, tuvimos, tuvisteis, tuvieron | Yo tuve una televisión pequeña. (Ik had een kleine televisie.) |
Dar | / | Di, diste, dio, dimos, disteis, dieron | El presentador nos dio una buena noticia. (De presentator gaf ons goed nieuws.) |
Ser | / | Fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron | Tú fuiste un presentador. (Jij was een presentator.) |
Ir | / | Ayer fuisteis al programa televisivo. (Gisteren gingen jullie naar het televisieprogramma.) |
Uitzonderingen!
- Sommige werkwoorden zijn regelmatig, maar hebben een verandering in de derde persoon enkelvoud en meervoud. Bijvoorbeeld: dormir-durmió; pedir-pidió; seguir-siguieron; sentir-sintieron
- Sommige werkwoorden hebben ook een verandering van medeklinker in de derde persoon enkelvoud en meervoud. Bijvoorbeeld: leer-leyó
- Werkwoorden die eindigen op -zar; -gar en -car veranderen -z in -c; -g in -gu; -c in -qu in de eerste persoon enkelvoud. Bijvoorbeeld: pagar-pagué
Oefening 1: El pretérito indefinido: Los verbos irregulares
Instructie: Vul het juiste woord in.
dio, fuiste, navegó, quise, supimos, tuvimos, fue
1.
El programa ... interesante.
(Het programma was interessant.)
2.
Él ... reportero.
(Hij was verslaggever.)
3.
¿Tú ... al parque?
(Ben jij naar het park gegaan?)
4.
Nosotros ... las noticias actuales.
(Wij vernamen het actuele nieuws.)
5.
El reportero ... muchos detalles en el reportaje.
(De verslaggever gaf veel details in het verslag.)
6.
Yo ... volver a casa para ver el programa.
(Ik wilde naar huis terugkeren om het programma te zien.)
7.
Él ... por internet.
(Hij surfte op internet.)
8.
Nosotros ... nuestro programa favorito.
(Wij hadden ons favoriete programma.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
fue
was
2
fuiste
was je
3
tuvimos
hadden
4
supimos
wij vernamen