10K+ studenten - 4.8/5
Spaans a1 syllabus met audio, schrijfoefeningen, grammaticamateriaal en vocabulairemateriaal voor gebruik tijdens onze conversatielessen.
Lesmateriaal | Audio | Acties |
---|---|---|
A1.2.1: Pedro y Ana se encuentran de nuevo Pedro en Ana ontmoeten elkaar weer |
|
|
A1.3.1: Ana y Pedro hablan de sus raíces Ana en Pedro praten over hun roots |
|
|
A1.5.1: La familia de Eva Eva's familie |
|
|
A1.6.1: Hablar sobre el cumpleaños Praten over de verjaardag |
|
|
A1.7.1:
Conversación sobre el trabajo y los estudios
Gesprek over werk en studies
Hoofdstuk:
Profesiones y estudios
(Beroepen en studies)
Module 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen) |
|
|
A1.8.1: Los últimos días de soltera de Ana Ana's laatste dagen als vrijgezel |
|
|
A1.9.1:
¿Cuándo nos vemos?
Wanneer zien we elkaar?
Hoofdstuk:
Días de la semana y partes del día.
(Dagen van de week en dagdelen)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.10.1:
Un día soleado, lluvioso, y un posible arcoíris
Een zonnige, regenachtige dag, en mogelijk een regenboog
Hoofdstuk:
El clima y el tiempo
(Het weer)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.11.1:
Las estaciones favoritas de Ana y Pedro
De favoriete seizoenen van Ana en Pedro
Hoofdstuk:
Estaciones, meses y partes del año.
(Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.12.1:
¿En qué piso vives?
Op welke verdieping woon je?
Hoofdstuk:
Números ordinales
(Rangtelwoorden)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.13.1:
¿Qué hora es?
Hoe laat is het?
Hoofdstuk:
Decir la hora y leer el reloj.
(Hoe laat is het? De klok lezen.)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.14.1:
Planificando las fiestas navideñas con Pedro y Ana
De kerstfeesten plannen met Pedro en Ana
Hoofdstuk:
Fechas del calendario y días festivos.
(Kalenderdata en feestdagen)
Module 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen) |
|
|
A1.15.1: Comida con amigos Eten met vrienden |
|
|
A1.16.1: Las rutinas diarias De dagelijkse routines |
|
|
A1.17.1: Ingredientes para un gazpacho andaluz Ingrediënten voor een Andalusische gazpacho |
|
|
A1.18.1: El pan casero: la receta de Pedro y Ana Het zelfgebakken brood: het recept van Pedro en Ana |
|
|
A1.19.1: Pagar en el mercado Betalen op de markt |
|
|
A1.20.1: La compra en el mercado De boodschappen op de markt |
|
|
A1.21.1: Ana y Pedro se van de compras Ana en Pedro gaan winkelen |
|
|
A1.22.1: Aprendiendo las Partes del Cuerpo Leren over de Onderdelen van het Lichaam |
|
|
A1.23.1:
El nuevo look de Pedro
Pedro's nieuwe look
Hoofdstuk:
Apariencia física
(Fysiek en uiterlijk)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.24.1:
¿Qué colores te gustan?
Welke kleuren vind jij leuk?
Hoofdstuk:
Colores
(Kleuren)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.25.1:
Un día lleno de sentimientos para Ana y Pedro
Een dag vol emoties voor Ana en Pedro
Hoofdstuk:
Emociones y sentimientos
(Emoties en gevoelens)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.26.1:
Ana cocina con Pedro
Ana kookt met Pedro
Hoofdstuk:
Sentidos y percepción
(Zintuigen en waarnemen)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.27.1:
Formas: adjetivos para describir objetos
Vormen: bijvoeglijke naamwoorden om voorwerpen te beschrijven
Hoofdstuk:
Todo tipo de formas
(Vormen en vormen)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.28.1:
Hablando sobre la personalidad y el carácter
Praten over persoonlijkheid en karakter
Hoofdstuk:
Carácter y personalidad
(Karakter en persoonlijkheid)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.29.1:
Después del Gimnasio
Na de sportschool
Hoofdstuk:
Estado físico y sensaciones.
(Fysieke toestanden en sensaties)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.30.1:
Un dolor de cabeza y de espalda
Hoofdpijn en rugpijn
Hoofdstuk:
Salud y Bienestar
(Gezondheid)
Module 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven) |
|
|
A1.31.1: Día de invitados Gastendag |
|
|
A1.32.1: Planeando la casa nueva Het nieuwe huis plannen |
|
|
A1.33.1: Poner la mesa De tafel dekken |
|
|
A1.34.1: ¡Una casa limpia y ordenada! Een schoon en opgeruimd huis! |
|
|
A1.35.1: Búsqueda de alojamiento para las vacaciones Zoeken naar accommodatie voor de vakantie |
|
|
A1.36.1: Un día en el jardín Een dag in de tuin |
|
|
A1.37.1: Cuidando a nuestras mascotas Zorg dragen voor onze huisdieren |
|
|
A1.38.1:
Servicios en la ciudad: ¿Abierto o cerrado?
Diensten in de stad: Open of gesloten?
Hoofdstuk:
Servicios cotidianos
(Dagelijkse diensten)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|
|
A1.39.1:
¿Qué te ha parecido la comida?
Wat vond je van het eten?
Hoofdstuk:
Pedir comida y salir a cenar
(Eten bestellen en uit eten gaan)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|
|
A1.40.1:
¿Qué deporte te gusta?
Welke sport vind jij leuk?
Hoofdstuk:
Deportes y ejercicio
(Sport en beweging)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|
|
A1.41.1:
Un día libre para Pedro y Ana
Een vrije dag voor Pedro en Ana
Hoofdstuk:
Describir pasatiempos
(Hobby's beschrijven)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|
|
A1.42.1: Viaje a la ciudad Reis naar de stad |
|
|
A1.43.1:
¿Cómo Llegar al Parque?
Hoe kom je bij het park?
Hoofdstuk:
Pedir y dar direcciones.
(Routebeschrijving vragen en geven)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|
|
A1.44.1:
¿Qué haces el fin de semana?
Wat doe jij dit weekend?
Hoofdstuk:
Música y arte
(Muziek en kunst)
Module 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp) |
|