Spaans A1.5.1 Hoe je over je familie praat

De familie en de familieleden beschrijven.

Diálogo: Cómo hablar de tu familia

Describiendo a la familia y a los familiares.

Spaans A1.5.1 Hoe je over je familie praat

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 5: Familia (Familie)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: ¿Cuántos hermanos tienes? (Hoeveel broers heb je?)
2. Eva: Tengo dos hermanas y dos hermanos. (Ik heb twee zussen en twee broers.)
3. Pedro: ¿Cuántos tíos y tías tienes? (Hoeveel ooms en tantes heb jij?)
4. Eva: Tengo ocho tíos y tías. (Ik heb acht ooms en tantes.)
5. Pedro: ¿Tienes abuelos? (Heb jij grootouders?)
6. Eva: Sí, tengo a mis cuatro abuelos. (Ja, ik heb al mijn vier grootouders.)
7. Pedro: ¿Cuántos primos tienes? (Hoeveel neven heb je?)
8. Eva: Tengo muchos. Somos trece primos y primas. (Ik heb er veel. We zijn met dertien neven en nichten.)
9. Pedro: ¡Qué grande es tu familia! (Wat is jouw familie groot!)
10. Eva: Sí, mis padres tienen muchos hermanos y hermanas. (Ja, mijn ouders hebben veel broers en zussen.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Cuántos hermanos tiene Eva?
  2. Hoeveel broers en zussen heeft Eva?
  3. ¿Cuántos primos y primas tiene Eva?
  4. Hoeveel neven en nichten heeft Eva?
  5. ¿Cuántos tíos y tías tiene Eva?
  6. Hoeveel ooms en tantes heeft Eva?
  7. ¿Tienes hermanos?
  8. Heb je broers of zussen?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

familia, padres, hermanos, abuelos, tíos

1.
Sí, tengo a mis cuatro ....
(Ja, ik heb al mijn vier grootouders.)
2.
Tengo ocho ... y tías.
(Ik heb acht ooms en tantes.)
3.
¿Cuántos ... tienes?
(Hoeveel broers en zussen heb jij?)
4.
¡Qué grande es tu ...!
(Wat is jouw familie groot!)
5.
Sí, mis ... tienen muchos hermanos y hermanas.
(Ja, mijn ouders hebben veel broers en zussen.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
10
... Sí, mis padres tienen muchos hermanos y hermanas.
(Ja, mijn ouders hebben veel broers en zussen.)
9
... ¡Qué grande es tu familia!
(Wat is jouw familie groot!)
7
7 ¿Cuántos primos tienes?
(Hoeveel neven heb je?)
3
... ¿Cuántos tíos y tías tienes?
(Hoeveel ooms en tantes heb je?)
1
1 ¿Cuántos hermanos tienes?
(Hoeveel broers en zussen heb jij?)
4
... Tengo ocho tíos y tías.
(Ik heb acht ooms en tantes.)
6
... Sí, tengo a mis cuatro abuelos.
(Ja, ik heb al mijn vier grootouders.)