Spaans A1.20.1 De boodschappen in de supermarkt

We leren de woordenschat van het winkelen met dit korte verhaal. Ana en Pedro gaan naar de supermarkt.

Diálogo: La compra en el supermercado

Aprendemos el vocabulario de las compras con esta breve historia. Ana y Pedro van al supermercado.

Spaans A1.20.1 De boodschappen in de supermarkt

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 3: Día a día (Dag tot dag)

Les 20: Hacer la compra (Boodschappen doen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: ¿Puedes ayudarme con la lista de la compra? (Kun je me helpen met de boodschappenlijst?)
2. Ana: Vale. Hay que comprar fruta. (Oké. Er moet fruit gekocht worden.)
3. Pedro: ¿Qué más necesitamos? (Wat hebben we nog nodig?)
4. Ana: Tenemos que comprar pescado. (We moeten vis kopen.)
5. Pedro: ¿Necesitamos más comida para el desayuno? (Hebben we meer eten nodig voor het ontbijt?)
6. Ana: Sí. Hay que comprar yogur y galletas para el desayuno. (Ja. We moeten yoghurt en koekjes kopen voor het ontbijt.)
7. Pedro: ¿Quieres naranjas para hacer zumo? (Wil je sinaasappels om sap te maken?)
8. Ana: Sí. Quiero hacer un zumo de frutas y verduras. (Ja. Ik wil een sap van fruit en groenten maken.)
9. Pedro: ¿Te falta algo más de la comida? (Mis je nog iets van het eten?)
10. Ana: No falta nada. (Er ontbreekt niets.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿A dónde van Ana y Pedro?
  2. Waar gaan Ana en Pedro naartoe?
  3. ¿Qué hay en la lista de la compra?
  4. Wat staat er op de boodschappenlijst?
  5. ¿Dónde ponen la compra?
  6. Waar zetten ze de boodschappen neer?
  7. ¿Dónde se paga?
  8. Waar betaal je?
  9. ¿Qué has comprado esta semana?
  10. Wat heb je deze week gekocht?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Necesitamos, fruta, lista, pescado, necesitamos

1.
¿Qué más ...?
(Wat hebben we nog meer nodig?)
2.
Tenemos que comprar ....
(We moeten vis kopen.)
3.
¿Puedes ayudarme con la ... de la compra?
(Kun je me helpen met het boodschappenlijstje?)
4.
Vale. Hay que comprar ....
(Oké. We moeten fruit kopen.)
5.
¿... más comida para el desayuno?
(Hebben we meer eten nodig voor het ontbijt?)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
3
... ¿Qué más necesitamos?
(Wat hebben we nog meer nodig?)
8
... Sí. Quiero hacer un zumo de frutas y verduras.
(Ja. Ik wil een sap van fruit en groenten maken.)
1
1 ¿Puedes ayudarme con la lista de la compra?
(Kun je me helpen met het boodschappenlijstje?)
9
9 ¿Te falta algo más de la comida?
(Mis je iets anders van het eten?)
5
... ¿Necesitamos más comida para el desayuno?
(Hebben we meer eten nodig voor het ontbijt?)
4
... Tenemos que comprar pescado.
(We moeten vis kopen.)
2
... Vale. Hay que comprar fruta.
(Oké. We moeten fruit kopen.)
6
... Sí. Hay que comprar yogur y galletas para el desayuno.
(Ja. We moeten yoghurt en koekjes kopen voor het ontbijt.)
7
... ¿Quieres naranjas para hacer zumo?
(Wil je sinaasappels om sap te maken?)