10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.3.1 Praten over je familie en je land

Ana en Pedro zien elkaar voor de derde keer. Ze beginnen te praten over hun afkomst, nationaliteit en landen.

Diálogo: Hablar de tu familia y tu país

Ana y Pedro se ven por tercera vez. Empiezan hablando sobre sus orígenes, nacionalidad y países.

Spaans A1.3.1 Praten over je familie en je land

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 3: ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: ¡Hola! ¿De dónde eres? (Hallo! Waar kom je vandaan?)
2. Ana: Soy de Francia. Soy francesa. (Ik kom uit Frankrijk. Ik ben Frans.)
3. Pedro: Soy de España. Soy español. (Ik kom uit Spanje. Ik ben Spaans.)
4. Ana: ¿Dónde vives? (Waar woon je?)
5. Pedro: Vivo en Bruselas, la capital de Bélgica. (Ik woon in Brussel, de hoofdstad van België.)
6. Ana: Yo vivo en Alemania, en Berlín. (Ik woon in Duitsland, in Berlijn.)
7. Pedro: ¿Dónde vive tu familia? (Waar woont jouw familie?)
8. Ana: Mi familia vive en España y en Polonia. (Mijn familie woont in Spanje en in Polen.)
9. Pedro: ¿En qué ciudad de Polonia? (In welke stad in Polen?)
10. Ana: En Varsovia, la capital del país. (In Warschau, de hoofdstad van het land.)
11. Pedro: ¡Qué bonita es Varsovia! (Wat is Warschau mooi!)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Verdadero o Falso: "Pedro vive en la capital."
    2. Waar of niet waar: "Pedro woont in de hoofdstad."
  2. ¿De qué país es Ana?
    3. Uit welk land komt Ana?
  3. ¿De dónde eres tú?
    4. Waar kom jij vandaan?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

vive, dónde, Francia, España, Bélgica

1.
¿Dónde ... tu familia?
(Waar woont jouw familie?)
2.
Soy de .... Soy francesa.
(Ik kom uit Frankrijk. Ik ben Française.)
3.
Soy de .... Soy español.
(Ik kom uit Spanje. Ik ben Spaans.)
4.
Vivo en Bruselas, la capital de ....
(Ik woon in Brussel, de hoofdstad van België.)
5.
¡Hola! ¿De ... eres?
(Hallo! Waar kom je vandaan?)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
7
... ¿Dónde vive tu familia?
(Waar woont jouw familie?)
10
... En Varsovia, la capital del país.
(In Warschau, de hoofdstad van het land.)
3
... Soy de España. Soy español.
(Ik kom uit Spanje. Ik ben Spaans.)
2
... Soy de Francia. Soy francesa.
(Ik kom uit Frankrijk. Ik ben Française.)
1
1 ¡Hola! ¿De dónde eres?
(Hallo! Waar kom je vandaan?)
9
... ¿En qué ciudad de Polonia?
(In welke stad in Polen?)
6
... Yo vivo en Alemania, en Berlín.
(Ik woon in Duitsland, in Berlijn.)
5
... Vivo en Bruselas, la capital de Bélgica.
(Ik woon in Brussel, de hoofdstad van België.)