Gesprek
1. | Pedro: | ¿Tienes mascotas en casa? | (Heb je huisdieren thuis?) Show |
2. | Ana : | Sí, tengo un perro, lo amo mucho. | (Ja, ik heb een hond, ik hou heel veel van hem.) Show |
3. | Pedro: | Yo tengo un gato y un pez. | (Ik heb een kat en een vis.) Show |
4. | Ana : | Un pez es fácil de cuidar, ¿verdad? | (Een vis is makkelijk te verzorgen, toch?) Show |
5. | Pedro: | Sí, solo hay que limpiar el agua. | (Ja, je moet alleen het water schoonmaken.) Show |
6. | Ana : | El perro necesita más trabajo, hay que pasearlo cada día. | (De hond heeft meer werk nodig, hij moet elke dag uitgelaten worden.) Show |
7. | Pedro: | El gato está tranquilo, sólo hay que cepillarlo de vez en cuando. | (De kat is rustig, je hoeft hem alleen maar af en toe te borstelen.) Show |
8. | Ana : | Cada mascota necesita cuidados, pero de formas diferentes. | (Elke huisdier heeft zorg nodig, maar op verschillende manieren.) Show |
9. | Pedro: | Dan un poco de trabajo, pero te hacen feliz. | (Ze kosten wat werk, maar ze maken je gelukkig.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Qué mascota necesita más trabajo?
- ¿Qué cuidados necesita el gato?
- ¿Qué cuidados necesita el perro?
- ¿Tú tienes una mascota?
Welke huisdier heeft het meeste werk nodig?
Welke verzorging heeft de kat nodig?
Welke zorg heeft de hond nodig?
Heb jij een huisdier?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
cepillarlo, pez, gato, cuidados, perro
1.
Sí, tengo un ..., lo amo mucho.
(Ja, ik heb een hond, ik hou er veel van.)
2.
Cada mascota necesita ..., pero de formas diferentes.
(Elke huisdier heeft verzorging nodig, maar op verschillende manieren.)
3.
Yo tengo un ... y un pez.
(Ik heb een kat en een vis.)
4.
Un ... es fácil de cuidar, ¿verdad?
(Een vis is makkelijk te verzorgen, toch?)
5.
El gato está tranquilo, sólo hay que ... de vez en cuando.
(De kat is rustig, je moet hem alleen af en toe borstelen.)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
3
...
Yo tengo un gato y un pez.
(Ik heb een kat en een vis.)
1
1
¿Tienes mascotas en casa?
(Heb je huisdieren thuis?)
4
...
Un pez es fácil de cuidar, ¿verdad?
(Een vis is makkelijk te verzorgen, toch?)
9
9
Dan un poco de trabajo, pero te hacen feliz.
(Ze kosten wat werk, maar ze maken je gelukkig.)
5
...
Sí, solo hay que limpiar el agua.
(Ja, je moet alleen het water schoonmaken.)
2
...
Sí, tengo un perro, lo amo mucho.
(Ja, ik heb een hond, ik hou er veel van.)
8
...
Cada mascota necesita cuidados, pero de formas diferentes.
(Elke huisdier heeft verzorging nodig, maar op verschillende manieren.)
6
...
El perro necesita más trabajo, hay que pasearlo cada día.
(De hond heeft meer werk nodig, hij moet elke dag worden uitgelaten.)
7
...
El gato está tranquilo, sólo hay que cepillarlo de vez en cuando.
(De kat is rustig, je moet hem alleen af en toe borstelen.)