10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.30.1 Hoofdpijn en rugpijn

Pedro en Ana praten over welke lichaamsdelen pijn doen.

Diálogo: Un dolor de cabeza y de espalda

Pedro y Ana hablan sobre qué partes del cuerpo sienten dolor.

A1.30.1 Hoofdpijn en rugpijn

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 30: Salud y Bienestar (Gezondheid)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: Hola Ana, ¿cómo estás hoy? (Hallo Ana, hoe gaat het vandaag met je?)
2. Ana: Me duele la cabeza. (Vertaling laden...)
3. Pedro: Lo siento. Yo tengo dolor de espalda. (Vertaling laden...)
4. Ana: ¿Por qué te duele la espalda? (Vertaling laden...)
5. Pedro: Me duele la espalda porque duermo mal. (Vertaling laden...)
6. Ana: ¿Y te duele algo más? (En heb je verder nog pijn?)
7. Pedro: No, pero tengo síntomas de la gripe. (Vertaling laden...)
8. Ana: Lo siento. La salud es muy importante. (Vertaling laden...)
9. Pedro: Es verdad. Mañana voy al doctor. (Vertaling laden...)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué le duele a Ana? A) Ojos B) Piernas C) Cabeza
  2. Wat doet Ana pijn? A) Ogen B) Benen C) Hoofd
  3. ¿Qué le duele a Pedro? A) Brazos B) Cuello C) Espalda
  4. Wat doet Pedro pijn? A) Armen B) Nek C) Rug
  5. Verdadero o Falso: "Es importante la salud."
  6. Waar of niet waar: "Gezondheid is belangrijk."

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
6
... ¿Y te duele algo más?
(En heb je verder nog pijn?)
9
9 Es verdad. Mañana voy al doctor.
(Het is waar. Morgen ga ik naar de dokter.)
2
... Me duele la cabeza.
(Ik heb hoofdpijn.)
7
... No, pero tengo síntomas de la gripe.
(Nee, maar ik heb griepachtige symptomen.)
5
... Me duele la espalda porque duermo mal.
(Mijn rug doet pijn omdat ik slecht slaap.)
8
... Lo siento. La salud es muy importante.
(Het spijt me. Gezondheid is heel belangrijk.)
3
... Lo siento. Yo tengo dolor de espalda.
(Het spijt me. Ik heb rugpijn.)
4
... ¿Por qué te duele la espalda?
(Waarom heb je rugpijn?)
1
1 Hola Ana, ¿cómo estás hoy?
(Hallo Ana, hoe gaat het vandaag met je?)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

te duele, Me duele, dolor, La salud, mal, síntomas, doctor

1. Lo siento. Yo tengo ... de espalda.

Lo siento. Yo tengo dolor de espalda.
(Het spijt me. Ik heb rugpijn.)

2. ¿Por qué ... la espalda?

¿Por qué te duele la espalda?
(Waarom heb je rugpijn?)

3. ... la cabeza.

Me duele la cabeza.
(Ik heb hoofdpijn.)

4. No, pero tengo ... de la gripe.

No, pero tengo síntomas de la gripe.
(Nee, maar ik heb griepachtige symptomen.)

5. Lo siento. ... es muy importante.

Lo siento. La salud es muy importante.
(Het spijt me. Gezondheid is heel belangrijk.)

6. Me duele la espalda porque duermo ....

Me duele la espalda porque duermo mal.
(Mijn rug doet pijn omdat ik slecht slaap.)

7. Es verdad. Mañana voy al ....

Es verdad. Mañana voy al doctor.
(Het is waar. Morgen ga ik naar de dokter.)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Doctor
(Dokter)
2. Salud
(De gezondheid)
3. Me duele
(Ik heb pijn)
4. Dolor
(Pijn)
5. Mal
(Slecht)
6. Síntomas
(Symptomen)
7. Te duele
(Heb je pijn)