Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Pedro: ¿Qué estás haciendo? (Wat ben je aan het doen?) Show
2. Ana: Hace sol, es el día perfecto para cuidar el jardín. (De zon schijnt, het is de perfecte dag om voor de tuin te zorgen.) Show
3. Pedro: Buena idea, empiezo a sembrar unas semillas en la tierra. (Goed idee, ik begin zaadjes in de grond te planten.) Show
4. Ana: Yo estoy regando el césped. (Ik ben aan het sproeien van het gras.) Show
5. Pedro: Las flores también necesitan agua. ¿Puedes traer la regadera? (De bloemen hebben ook water nodig. Kun je de gieter brengen?) Show
6. Ana: Aquí tienes. ¿Qué quieres plantar? (Hier heb je het. Wat wil je planten?) Show
7. Pedro: Un cactus. El jardinero dice que son fáciles de cuidar. (Een cactus. De tuinman zegt dat ze gemakkelijk te verzorgen zijn.) Show
8. Ana: ¿Qué está haciendo? (Wat is hij aan het doen?) Show
9. Pedro: Él está trabajando la tierra. (Hij is de grond aan het bewerken.) Show
10. Ana: Trabajamos un poco más y luego descansamos bajo el árbol. (We werken nog een beetje en rusten daarna uit onder de boom.) Show
11. Pedro: ¡Buena idea! Hace mucho calor con el sol. (Goed idee! Het is erg warm in de zon.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué hace Ana en el jardín?
  2. Wat doet Ana in de tuin?
  3. ¿Qué hace Pedro?
  4. Wat doet Pedro?
  5. ¿Te gusta cuidar las plantas?
  6. Houd je van het verzorgen van planten?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

estoy regando, jardín, Las flores, sembrar, la tierra

1.
Él está trabajando ....
(Hij is de aarde aan het bewerken.)
2.
Hace sol, es el día perfecto para cuidar el ....
(De zon schijnt, het is de perfecte dag om voor de tuin te zorgen.)
3.
... también necesitan agua. ¿Puedes traer la regadera?
(De bloemen hebben ook water nodig. Kun je de gieter halen?)
4.
Yo ... el césped.
(Ik ben het gras aan het besproeien.)
5.
Buena idea, empiezo a ... unas semillas en la tierra.
(Goed idee, ik begin wat zaadjes in de grond te planten.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
7
... Un cactus. El jardinero dice que son fáciles de cuidar.
(Een cactus. De tuinman zegt dat ze makkelijk te verzorgen zijn.)
1
1 ¿Qué estás haciendo?
(Wat ben je aan het doen?)
6
... Aquí tienes. ¿Qué quieres plantar?
(Hier heb je het. Wat wil je planten?)
2
... Hace sol, es el día perfecto para cuidar el jardín.
(De zon schijnt, het is de perfecte dag om voor de tuin te zorgen.)
10
... Trabajamos un poco más y luego descansamos bajo el árbol.
(We werken nog een beetje en rusten daarna uit onder de boom.)
8
... ¿Qué está haciendo?
(Wat is hij aan het doen?)
9
... Él está trabajando la tierra.
(Hij is de aarde aan het bewerken.)
4
... Yo estoy regando el césped.
(Ik ben het gras aan het besproeien.)
3
... Buena idea, empiezo a sembrar unas semillas en la tierra.
(Goed idee, ik begin wat zaadjes in de grond te planten.)
11
11 ¡Buena idea! Hace mucho calor con el sol.
(Goed idee! Het is erg warm in de zon.)
5
... Las flores también necesitan agua. ¿Puedes traer la regadera?
(De bloemen hebben ook water nodig. Kun je de gieter halen?)