10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.15.1 Eten met vrienden

Pedro en Ana praten over hun dagelijkse maaltijden met behulp van basis voedselwoorden in het Spaans.

Diálogo: Comida con amigos

Pedro y Ana hablan sobre su comida diaria usando vocabulario básico de alimentos en español.

A1.15.1 Eten met vrienden

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 3: Día a día (Dag tot dag)

Les 15: Alimentación diaria (Dagelijks eten)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: ¿Qué comes hoy? (Wat eet je vandaag?)
2. Ana: Hoy como verduras y huevos cocidos. (Vandaag eet ik groenten en gekookte eieren.)
3. Pedro: ¿Tienes sal para los huevos? (Heb je zout voor de eieren?)
4. Ana: Sí, aquí está la sal. ¿Qué comes tú? (Ja, hier is het zout. Wat eet jij?)
5. Pedro: Yo como pan con queso. (Ik eet brood met kaas.)
6. Ana: ¿Y qué bebes? (En wat drink je?)
7. Pedro: Yo bebo un café con leche. (Ik drink een koffie met melk.)
8. Ana: Yo bebo el verde. No tengo café. (Ik drink de thee groen. Ik heb geen koffie.)
9. Pedro: ¿Compartimos nuestra comida? (Delen we ons eten?)
10. Ana: ¡Sí! (Ja!)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué come Pedro?
  2. Wat eet Pedro?
  3. ¿Qué come Ana?
  4. Wat eet Ana?
  5. ¿Qué bebe Pedro?
  6. Wat drinkt Pedro?
  7. ¿Qué bebe Ana?
  8. Wat drinkt Ana?
  9. ¿Cuál es tu comida favorita?
  10. Wat is je favoriete eten?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
9
... ¿Compartimos nuestra comida?
(Delen we ons eten?)
10
10 ¡Sí!
(Ja!)
5
... Yo como pan con queso.
(Ik eet brood met kaas.)
1
1 ¿Qué comes hoy?
(Wat eet je vandaag?)
4
... Sí, aquí está la sal. ¿Qué comes tú?
(Ja, hier is het zout. Wat eet jij?)
3
... ¿Tienes sal para los huevos?
(Heb je zout voor de eieren?)
6
... ¿Y qué bebes?
(En wat drink je?)
2
... Hoy como verduras y huevos cocidos.
(Vandaag eet ik groenten en gekookte eieren.)
8
... Yo bebo el té verde. No tengo café.
(Ik drink groene thee. Ik heb geen koffie.)
7
... Yo bebo un café con leche.
(Ik drink een koffie met melk.)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

comes, té, como, comida, huevos, café, sal, queso, bebes

1. ¿Qué ... hoy?

¿Qué comes hoy?
(Wat eet je vandaag?)

2. ¿Compartimos nuestra ...?

¿Compartimos nuestra comida?
(Delen we ons eten?)

3. Sí, aquí está la .... ¿Qué comes tú?

Sí, aquí está la sal. ¿Qué comes tú?
(Ja, hier is het zout. Wat eet jij?)

4. Hoy ... verduras y huevos cocidos.

Hoy como verduras y huevos cocidos.
(Vandaag eet ik groenten en gekookte eieren.)

5. Yo bebo un ... con leche.

Yo bebo un café con leche.
(Ik drink een koffie met melk.)

6. Yo como pan con ....

Yo como pan con queso.
(Ik eet brood met kaas.)

7. ¿Tienes sal para los ...?

¿Tienes sal para los huevos?
(Heb je zout voor de eieren?)

8. ¿Y qué ...?

¿Y qué bebes?
(En wat drink je?)

9. Yo bebo el ... verde. No tengo café.

Yo bebo el té verde. No tengo café.
(Ik drink groene thee. Ik heb geen koffie.)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Como
(Eet)
2. Comida
(Eten)
3. Queso
(Kaas)
4. Sal
(Zout)
5. Bebes
(Drink je)
6. Café
(Koffie)
7. Huevos
(Eieren)
8. Comes
(Eet)