Gesprek
1. | Pedro: | ¿Qué haces este viernes por la noche? | (Wat doe je deze vrijdagavond?) Show |
2. | Ana: | Todavía no tengo planes. ¿Tienes alguna idea? | (Ik heb nog geen plannen. Heb je een idee?) Show |
3. | Pedro: | Sí, hay un concierto en el teatro del centro. | (Ja, er is een concert in het theater in het centrum.) Show |
4. | Ana: | ¡Me encanta la música! ¿Quién es el artista? | (Ik hou van muziek! Wie is de artiest?) Show |
5. | Pedro: | No sé, pero dicen que el espectáculo es muy bueno. | (Ik weet het niet, maar ze zeggen dat de show erg goed is.) Show |
6. | Ana: | Prefiero ver un baile antes que un concierto. | (Ik kijk liever naar een dans dan naar een concert.) Show |
7. | Pedro: | También hay un espectáculo de danza en el teatro. | (Er is ook een dansvoorstelling in het theater.) Show |
8. | Ana: | ¡Perfecto! Vamos al teatro y después a cenar. | (Perfect! Laten we naar het theater gaan en daarna uit eten.) Show |
9. | Pedro: | Genial, nos vemos en la entrada del teatro a las ocho. | (Geweldig, we zien elkaar bij de ingang van het theater om acht uur.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Qué evento eligen Ana y Pedro?
- ¿Dónde se encuentran por la noche?
- ¿Prefieres ir al teatro o al cine?
- ¿Te gusta más la música en vivo o el cine?
Welk evenement kiezen Ana en Pedro?
Waar ontmoeten we elkaar 's avonds?
Heb je liever om naar het theater of de bioscoop te gaan?
Vind je live muziek of de bioscoop leuker?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
concierto, teatro, artista, viernes, espectáculo
1.
¡Me encanta la música! ¿Quién es el ...?
(Ik hou van muziek! Wie is de artiest?)
2.
No sé, pero dicen que el ... es muy bueno.
(Ik weet het niet, maar ze zeggen dat de voorstelling erg goed is.)
3.
¿Qué haces este ... por la noche?
(Wat doe je deze vrijdagavond?)
4.
Sí, hay un ... en el teatro del centro.
(Ja, er is een concert in het theater in het centrum.)
5.
Genial, nos vemos en la entrada del ... a las ocho.
(Geweldig, we zien elkaar bij de ingang van het theater om acht uur.)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
3
...
Sí, hay un concierto en el teatro del centro.
(Ja, er is een concert in het theater in het centrum.)
2
...
Todavía no tengo planes. ¿Tienes alguna idea?
(Ik heb nog geen plannen. Heb je een idee?)
9
9
Genial, nos vemos en la entrada del teatro a las ocho.
(Geweldig, we zien elkaar bij de ingang van het theater om acht uur.)
5
...
No sé, pero dicen que el espectáculo es muy bueno.
(Ik weet het niet, maar ze zeggen dat de voorstelling erg goed is.)
4
...
¡Me encanta la música! ¿Quién es el artista?
(Ik hou van muziek! Wie is de artiest?)
6
...
Prefiero ver un baile antes que un concierto.
(Ik kijk liever naar een dansvoorstelling dan naar een concert.)
8
...
¡Perfecto! Vamos al teatro y después a cenar.
(Perfect! Laten we naar het theater gaan en daarna uit eten.)
7
...
También hay un espectáculo de danza en el teatro.
(Er is ook een dansvoorstelling in het theater.)
1
1
¿Qué haces este viernes por la noche?
(Wat doe je deze vrijdagavond?)