10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.19.1 Betalen op de markt

Pedro en Ana gaan winkelen op de markt en gebruiken veelvoorkomende vragen om over prijzen en geld te praten.

Diálogo: Pagar en el mercado

Pedro y Ana van de compras al mercado y usan preguntas comunes para hablar sobre precios y dinero.

A1.19.1 Betalen op de markt

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 3: Día a día (Dag tot dag)

Les 19: Precios y dinero (Prijzen en geld)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: ¿Cuánto cuesta el aceite? (Hoeveel kost de olie?)
2. Ana: El aceite de oliva cuesta cinco euros. (De olijfolie kost vijf euro.)
3. Pedro: Es muy caro. (Het is duur.)
4. Ana: ¿Cuál quieres comprar, el de oliva o el de girasol? (Welke wil je kopen, die van olijfolie of die van zonnebloemolie?)
5. Pedro: Quiero el de girasol. Es más barato. (Ik wil die met zonnebloem. Hij is goedkoper.)
6. Ana: Sí, está en oferta. Cuesta solo dos euros. (Ja, het is in aanbieding. Het kost maar twee euro.)
7. Pedro: Vale. Compramos el de girasol. (Prima. Wij kopen de zonnebloemolie.)
8. Ana: ¿Cómo pagas? (Hoe betaal je?)
9. Pedro: Pago con tarjeta. (Ik betaal met kaart.)
10. Ana: Genial. Pide la factura después de pagar. (Geweldig. Vraag om de factuur nadat je hebt betaald.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. El aceite de girasol es ... A) Caro B) Barato
  2. Zonnebloemolie is ... A) Duur B) Goedkoop
  3. Verdadero/Falso: El aceite de oliva está en oferta.
  4. Waar/Niet waar: De olijfolie is in de aanbieding.
  5. ¿Cómo va a pagar Pedro?
  6. Hoe gaat Pedro betalen?
  7. ¿Cuánto cuesta el aceite de oliva?
  8. Hoeveel kost de olijfolie?
  9. ¿Qué aceite prefieres tú, el de oliva o de girasol?
  10. Welke olie geef jij de voorkeur aan, olijf- of zonnebloemolie?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
3
... Es muy caro.
(Het is erg duur.)
4
... ¿Cuál quieres comprar, el de oliva o el de girasol?
(Welke wil je kopen, die van olijfolie of die van zonnebloemolie?)
9
... Pago con tarjeta.
(Ik betaal met pinpas.)
10
10 Genial. Pide la factura después de pagar.
(Geweldig. Vraag de factuur na het betalen.)
8
... ¿Cómo pagas?
(Hoe betaal jij?)
5
... Quiero el de girasol. Es más barato.
(Ik wil die van zonnebloem. Die is goedkoper.)
2
... El aceite de oliva cuesta cinco euros.
(De olijfolie kost vijf euro.)
7
... Vale. Compramos el de girasol.
(Oké. We kopen die van zonnebloem.)
6
... Sí, está en oferta. Cuesta solo dos euros.
(Ja, het is in de aanbieding. Het kost slechts twee euro.)
1
1 ¿Cuánto cuesta el aceite?
(Hoeveel kost de olie?)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

tarjeta, factura, oferta, cuesta, Compramos, pagas, comprar, euros, barato, caro

1. Es muy ....

Es muy caro.
(Het is erg duur.)

2. ¿Cuál quieres ..., el de oliva o el de girasol?

¿Cuál quieres comprar, el de oliva o el de girasol?
(Welke wil je kopen, die van olijfolie of die van zonnebloemolie?)

3. Pago con ....

Pago con tarjeta.
(Ik betaal met pinpas.)

4. Genial. Pide la ... después de pagar.

Genial. Pide la factura después de pagar.
(Geweldig. Vraag de factuur na het betalen.)

5. ¿Cómo ...?

¿Cómo pagas?
(Hoe betaal jij?)

6. Quiero el de girasol. Es más ....

Quiero el de girasol. Es más barato.
(Ik wil die van zonnebloem. Die is goedkoper.)

7. El aceite de oliva cuesta cinco ....

El aceite de oliva cuesta cinco euros.
(De olijfolie kost vijf euro.)

8. Vale. ... el de girasol.

Vale. Compramos el de girasol.
(Oké. We kopen die van zonnebloem.)

9. Sí, está en .... Cuesta solo dos euros.

Sí, está en oferta. Cuesta solo dos euros.
(Ja, het is in de aanbieding. Het kost slechts twee euro.)

10. ¿Cuánto ... el aceite?

¿Cuánto cuesta el aceite?
(Hoeveel kost de olie?)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Tarjeta
(Pinpas)
2. Euros
(Euro)
3. Caro
(Duur)
4. Factura
(Factuur)
5. Compramos
(Wij kopen)
6. Oferta
(Aanbieding)
7. Pagas
(Je betaalt)
8. Comprar
(Kopen)