10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.27.1 Vormen: bijvoeglijke naamwoorden om voorwerpen te beschrijven

We leren over vormen, dikte, maten in een casuale context: Pedro en Ana gaan kleren kopen.

Diálogo: Formas: adjetivos para describir objetos

Aprendemos sobre las formas, el espesor, las medidas en un contexto casual: Pedro y Ana se van a comprar ropa.

A1.27.1 Vormen: bijvoeglijke naamwoorden om voorwerpen te beschrijven

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 27: Todo tipo de formas (Vormen en vormen)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: Hola Ana. ¿Cómo estás? (Hallo Ana. Hoe gaat het met je?)
2. Ana: Estoy bien, gracias. (Met mij gaat het goed, dank je.)
3. Pedro: Yo estoy bien también. Busco una camisa nueva. (Ik ben ook goed. Ik zoek een nieuw overhemd.)
4. Ana: ¿Qué te parece esta camisa? (Wat vind je van dit overhemd?)
5. Pedro: Es muy ancha. Yo soy muy delgado. (Het is heel wijd. Ik ben heel dun.)
6. Ana: Vale. Aquí tienes una camisa más estrecha. (Oké. Hier heb je een iets strakkere blouse.)
7. Pedro: Me gustan también esos pantalones, pero son grandes. (Ik vind die broeken ook leuk, maar ze zijn groot.)
8. Ana: Podemos mirar los cinturones. (We kunnen de riemen bekijken.)
9. Pedro: Sí, necesito un cinturón fino. (Ja, ik heb een dunne riem nodig.)
10. Ana: Aquí solo hay cinturones gruesos. (Hier zijn alleen brede riemen.)
11. Pedro: Vamos a otra tienda entonces. (Laten we dan naar een andere winkel gaan.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué camisa necesita Pedro?
  2. Welke overhemd heeft Pedro nodig?
  3. ¿Pedro es delgado o gordo?
  4. Is Pedro dun of dik?
  5. ¿Los pantalones son grandes o pequeños?
  6. Zijn de broeken groot of klein?
  7. ¿Qué tipo de cinturón necesita Pedro?
  8. Welk type riem heeft Pedro nodig?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
8
... Podemos mirar los cinturones.
(We kunnen naar de riemen kijken.)
10
... Aquí solo hay cinturones gruesos.
(Hier zijn alleen dikke riemen.)
6
... Vale. Aquí tienes una camisa más estrecha.
(Oké. Hier heb je een smaller overhemd.)
1
1 Hola Ana. ¿Cómo estás?
(Hallo Ana. Hoe gaat het met je?)
7
... Me gustan también esos pantalones, pero son grandes.
(Ik vind die broek ook leuk, maar ze zijn groot.)
5
... Es muy ancha. Yo soy muy delgado.
(Ze is heel wijd. Ik ben heel dun.)
4
... ¿Qué te parece esta camisa?
(Wat vind je van dit overhemd?)
9
... Sí, necesito un cinturón fino.
(Ja, ik heb een smalle riem nodig.)
2
... Estoy bien, gracias.
(Met mij gaat het goed, dank je.)
3
... Yo estoy bien también. Busco una camisa nueva.
(Ik ben ook goed. Ik zoek een nieuw shirt.)
11
11 Vamos a otra tienda entonces.
(Laten we dan naar een andere winkel gaan.)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

ancha, nueva, estrecha, gruesos, mirar, fino, grandes

1. Me gustan también esos pantalones, pero son ....

Me gustan también esos pantalones, pero son grandes.
(Ik vind die broek ook leuk, maar ze zijn groot.)

2. Aquí solo hay cinturones ....

Aquí solo hay cinturones gruesos.
(Hier zijn alleen dikke riemen.)

3. Sí, necesito un cinturón ....

Sí, necesito un cinturón fino.
(Ja, ik heb een smalle riem nodig.)

4. Es muy .... Yo soy muy delgado.

Es muy ancha. Yo soy muy delgado.
(Ze is heel wijd. Ik ben heel dun.)

5. Podemos ... los cinturones.

Podemos mirar los cinturones.
(We kunnen naar de riemen kijken.)

6. Vale. Aquí tienes una camisa más ....

Vale. Aquí tienes una camisa más estrecha.
(Oké. Hier heb je een smaller overhemd.)

7. Yo estoy bien también. Busco una camisa ....

Yo estoy bien también. Busco una camisa nueva.
(Ik ben ook goed. Ik zoek een nieuw shirt.)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Grandes
(Te groot)
2. Ancha
(Breed)
3. Mirar
(Kijken)
4. Nueva
(Nieuwe)
5. Fino
(Smalle)
6. Estrecha
(Strakker)
7. Gruesos
(Dikke)