10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1 module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Dit is leermodule 4 van 6 van ons Spaans A1-leerplan. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Volledig leerprogramma: A1

Leerdoelen:

  • Pequeña charla sobre alrededores. (Kleine praatjes over de omgeving.)
  • Adjetivos y objetos comunes. (Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.)
  • Concordancia de adjetivos, plurales y pronombres demostrativos. (Bijvoeglijke naamwoorden, meervouden en aanwijzende voornaamwoorden.)

Hoofdstukken (8)

Hoofdstuk Leerdoelen Lesmaterialen Acties
A1:23 Apariencia física (Fysiek en uiterlijk)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Describe la apariencia física de las personas (Beschrijf het uiterlijk van mensen)
  • La concordancia de los adjetivos (De overeenkomst van bijvoeglijke naamwoorden)
  • La concordancia de los adjetivos (De overeenstemming van de bijvoeglijke naamwoorden)
  • "Las Meninas" de Velázquez ("Las Meninas" van Velázquez)

Woorden: 20

Werkwoordvervoegingstabellen: 2

Oefeningen: 7

A1.23.1 Diálogo: El nuevo look de Pedro

A1.23.2 Gramática: La concordancia de los adjetivos

A1.23.3 Cuento corto: Una fiesta divertida

A1.23.4 Cultura: "Las Meninas" de Velázquez

A1:24 Colores (Kleuren)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Nombres de colores básicos y compuestos (Basis- en samengestelde kleurnamen)
  • Describiendo objetos (Objecten beschrijven)
  • Expresar gustos y disgustos (Het uiten van voorkeuren en afkeuren)
  • Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta (Uitdrukken van voorkeuren en afkeuren: ik vind het (niet) leuk)
  • Colores de España: La bandera española (Kleuren van Spanje: De Spaanse vlag)

Woorden: 25

Werkwoordvervoegingstabellen: 3

Oefeningen: 7

A1.24.1 Diálogo: ¿Qué colores te gustan?

A1.24.2 Gramática: Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta

A1.24.3 Cuento corto: Ana, Javier y los colores

A1.24.4 Cultura: Colores de España: La bandera española

A1:25 Emociones y sentimientos (Emoties en gevoelens)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Habla sobre tus sentimientos. (Praat over je gevoelens.)
  • Expresa tus emociones. (Uit je emoties.)
  • Diferencia entre ser vs estar (Verschil tussen ser en estar)
  • Platero y yo: una historia de amistad (Platero y yo: een verhaal over vriendschap)

Woorden: 18

Werkwoordvervoegingstabellen: 1

Oefeningen: 7

A1.25.1 Diálogo: Un día lleno de sentimientos para Ana y Pedro

A1.25.2 Gramática: Diferencia entre ser vs estar

A1.25.3 Cuento corto: Un día de emociones

A1.25.4 Cultura: Platero y yo: una historia de amistad

A1:26 Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Describir gusto, olfato, vista, oído y tacto (Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking)
  • Comparar cosas (Dingen vergelijken)
  • Los adjetivos comparativos (De vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden)
  • Cinco sentidos en España (Vijf zintuigen in Spanje)

Woorden: 22

Werkwoordvervoegingstabellen: 2

Oefeningen: 7

A1.26.1 Diálogo: Ana cocina con Pedro

A1.26.2 Gramática: Los adjetivos comparativos

A1.26.3 Cuento corto: Los sentidos en la oscuridad

A1.26.4 Cultura: Cinco sentidos en España

A1:27 Todo tipo de formas (Vormen en vormen)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Describir formas y figuras. (Beschrijf vormen en gedaantes.)
  • Describe objetos básicos. (Beschrijf basisobjecten.)
  • Los adjetivos demostrativos (De aanwijzende voornaamwoorden)
  • Arquitectura española: formas y diseño (Spaanse architectuur: vormen en ontwerp)

Woorden: 18

Werkwoordvervoegingstabellen: 1

Oefeningen: 7

A1.27.1 Diálogo: Formas: adjetivos para describir objetos

A1.27.2 Gramática: Los adjetivos demostrativos

A1.27.3 Cuento corto: María visita un pueblo español

A1.27.4 Cultura: Arquitectura española: formas y diseño

A1:28 Carácter y personalidad (Karakter en persoonlijkheid)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Aprende a describir el carácter de las personas. (Leer het karakter van mensen te beschrijven.)
  • Hablar sobre las personalidades. (Praat over persoonlijkheden.)
  • Los superlativos relativos (De relatieve superlatieven)
  • ¿Cómo son los españoles? (Hoe zijn de Spanjaarden?)

Woorden: 30

Werkwoordvervoegingstabellen: 2

Oefeningen: 7

A1.28.1 Diálogo: Hablando sobre la personalidad y el carácter

A1.28.2 Gramática: Los superlativos relativos

A1.28.3 Cuento corto: ¿Cómo es Pedro?

A1.28.4 Cultura: ¿Cómo son los españoles?

A1:29 Estado físico y sensaciones. (Fysieke toestanden en sensaties)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Expresar necesidades básicas. (Basisbehoeften uiten.)
  • Describe tu estado físico. (Vertel hoe je je voelt.)
  • El participio pasado como adjetivo (Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
  • La siesta: descanso y bienestar en España (De siësta: rust en welzijn in Spanje)

Woorden: 20

Werkwoordvervoegingstabellen: 1

Oefeningen: 7

A1.29.1 Diálogo: Después del Gimnasio

A1.29.2 Gramática: El participio pasado como adjetivo

A1.29.3 Cuento corto: Ser consciente del cuerpo

A1.29.4 Cultura: La siesta: descanso y bienestar en España

A1:30 Salud y Bienestar (Gezondheid)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
  • Vocabulario básico de salud. (Basis medische woordenschat.)
  • Expresar enfermedad y dolor. (Uitdrukken van ziekte en pijn.)
  • Vocabulario médico básico. (Basis medische woordenschat.)
  • Adverbios de modo (Manierbijwoorden)

Woorden: 12

Werkwoordvervoegingstabellen: 1

Oefeningen: 7

A1.30.1 Diálogo: Un dolor de cabeza y de espalda

A1.30.2 Gramática: Adverbios de modo

A1.30.3 Cuento corto: María tiene la gripe