Spaans A1.14.1 De kerstfeesten plannen met Pedro en Ana

Pedro en Ana organiseren hun feestdagen tijdens de kerstperiode. Leer spreken over kalenderdata in het Spaans.

Diálogo: Planificando las fiestas navideñas con Pedro y Ana

Pedro y Ana organizan sus días festivos en la época de Navidad. Aprende a hablar sobre fechas del calendario en español.

Spaans A1.14.1 De kerstfeesten plannen met Pedro en Ana

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 2: De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)

Les 14: Fechas del calendario y días festivos. (Kalenderdata en feestdagen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: Hola Ana, ¿qué haces el día de Nochebuena? (Hallo Ana, wat doe je op dag van kerstavond?)
2. Ana: El 24 de diciembre ceno con mi familia. (Op 24 december dineer ik met mijn familie.)
3. Pedro: ¿Y el día de la Navidad? (En de dag van Kerstmis?)
4. Ana: El 25 de diciembre como con mis padres. (Op 25 december lunch ik met mijn ouders.)
5. Pedro: ¿Cómo celebras el fin del año? (Hoe vier jij het einde van het jaar?)
6. Ana: En Nochevieja voy a una fiesta con amigos. (Op Oudjaarsavond ga ik naar een feestje met vrienden.)
7. Pedro: Yo también estoy con amigos el día del Año Nuevo. (Ik ben ook met vrienden op Nieuwjaarsdag.)
8. Ana: ¿Tienes días de vacaciones? (Heb je dagen vakantie?)
9. Pedro: No, pero el calendario dice que tenemos unos días libres. (Nee, maar de kalender zegt dat we een paar dagen vrij hebben.)
10. Ana: Claro, hay un día festivo y el fin de semana es libre. (Natuurlijk, er is een feestdag en het weekend is vrij.)
11. Pedro: Sí, yo tengo el fin de semana para descansar. (Ja, ik heb het weekend om te ontspannen.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué se celebra el 24 de diciembre?
  2. Wat wordt er gevierd op 24 december?
  3. ¿Qué se celebra el 25 de diciembre?
  4. Wat wordt er gevierd op 25 december?
  5. ¿Qué se celebra el 31 de diciembre?
  6. Wat wordt er gevierd op 31 december?
  7. ¿Qué se celebra el 1 de enero?
  8. Wat wordt er op 1 januari gevierd?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Nochevieja, día, año, Año Nuevo, Navidad

1.
Hola Ana, ¿qué haces el ... de Nochebuena?
(Hallo Ana, wat doe je op kerstavond?)
2.
¿Y el día de la ...?
(En de dag van Kerstmis?)
3.
¿Cómo celebras el fin del ...?
(Hoe vier jij het einde van het jaar?)
4.
En ... voy a una fiesta con amigos.
(Op oudejaarsavond ga ik naar een feest met vrienden.)
5.
Yo también estoy con amigos el día del ....
(Ik ben ook met vrienden op Nieuwjaarsdag.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
11
... Sí, yo tengo el fin de semana para descansar.
(Ja, ik heb het weekend om uit te rusten.)
1
1 Hola Ana, ¿qué haces el día de Nochebuena?
(Hallo Ana, wat doe je op kerstavond?)
7
... Yo también estoy con amigos el día del Año Nuevo.
(Ik ben ook met vrienden op Nieuwjaarsdag.)
3
... ¿Y el día de la Navidad?
(En de dag van Kerstmis?)
6
... En Nochevieja voy a una fiesta con amigos.
(Op oudejaarsavond ga ik naar een feest met vrienden.)
9
9 No, pero el calendario dice que tenemos unos días libres.
(Nee, maar de kalender zegt dat we een paar dagen vrij hebben.)
5
... ¿Cómo celebras el fin del año?
(Hoe vier jij het einde van het jaar?)
8
... ¿Tienes días de vacaciones?
(Heb je vakantiedagen?)
10
... Claro, hay un día festivo y el fin de semana es libre.
(Natuurlijk, er is een feestdag en het weekend is vrij.)