10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans (mijn, jouw, de mijne, de jouwe,...)

Spaans Familie A1 Zichzelf voorstellen

Bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans duiden bezit aan (mijn, jouw, de mijne). Variëren naar geslacht en aantal van het bezit.

<< Familia (Familie)

In deze les verdiepen we ons in Spaanse bezittelijke voornaamwoorden, waarbij we de nuances van "mijn", "jouw", "de mijne" en "de jouwe" verkennen. Laten we de toepassing ervan ontdekken in zinnen zoals 

  • "Mijn kat" (Mi gato)
  • "Dat boek is van mij" (Ese libro es mío)
  • "Jouw zus" (Tu hermana
  • "Het jurkje is van jou" (El vestido es tuyo)

Klaar om te beginnen?

De korte vorm van bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans (mijn, jouw,…)

Dit hoofdstuk concentreert zich op de korte vorm van bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans, die vóór zelfstandige naamwoorden komen. Deze voornaamwoorden worden gebruikt om bezit aan te geven, zoals "mi" voor "mijn" en "tu" voor "jouw". We zullen ook bespreken hoe deze voornaamwoorden veranderen afhankelijk van het geslacht en aantal van het bezeten object, bijvoorbeeld "nuestra" voor "onze" en "vuestro" voor "jullie". Dit begrip is essentieel voor het opbouwen van solide communicatieve vaardigheden in het Spaans.

Spaans Nederlands
Mi perro Mijn hond
Tu hermana Jouw zus
Su libro Zijn of haar boek
Nuestra familia Onze familie
Vuestro padre Jullie vader
Su abuela Hun oma
Mis llaves están en la mesa. Mijn sleutels liggen op tafel.
Vuestros hijos son muy inteligentes. Jullie kinderen zijn erg slim.

Dialoog met korte bezittelijke voornaamwoorden

Spaans Nederlands
¿Cómo está tu hermana? Hoe is jouw zus?
Mi hermana está bien, está trabajando en su proyecto. Mijn zus is goed, ze werkt aan haar project.
¡Qué bien! ¿Vais a venir a nuestra cena esta noche? Dat is geweldig! Komen jullie vanavond naar ons diner?
Sí, voy a ir con mis padres. ¿Van a estar tus hermanos también? Ja, ik ga met mijn ouders mee. Zullen jouw broers er ook zijn?
Sí, va a estar toda mi familia. Ja, mijn hele familie zal er zijn.

De lange vorm van bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans (de mijne, de jouwe,…)

Dit hoofdstuk behandelt de lange vorm van bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans, die na het zelfstandig naamwoord komen. We bekijken voorbeelden zoals "La casa es mía" (Het huis is van mij) en "El gato es tuyo" (De kat is van jou). Ook zien we hoe de vrouwelijke vorm wordt gevormd door "-o" te vervangen door "-a". We benadrukken dat bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met het bezeten object, niet met de persoon die het bezit. 

Spaans Nederlands
La casa es mía. Het huis is van mij.
El gato es tuyo. De kat is van jou.
La mesa es suya. De tafel is van haar.
El barco es nuestro. De boot is van ons.
La maleta es vuestra. De koffer is van jullie.
El amigo es suyo. De vriend is van hen.
Las gafas son mías. De brillen zijn van mij.
Esos zapatos son tuyos. Die schoenen zijn van jou.

Dialoog met bezittelijke voornaamwoorden

Spaans Nederlands
¿Has visto mis llaves por aquí? Heb je mijn sleutels hier gezien?
No, pero las mías están en la mesa. Puede que estén las tuyas también. Nee, maar de mijne liggen op tafel. Misschien liggen die van jou hier ook.
Tampoco encuentro mi libro de español. ¿Lo has visto? Ik kan ook mijn Spaanse boek niet vinden. Heb jij het gezien?
No, pero el mío está en la estantería. Nee, maar de mijne ligt op de plank.

Let op dat bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met zelfstandige naamwoorden in geslacht en aantal. Bijvoorbeeld, "mi libro" betekent "mijn boek" en "mis libros" betekent 'mijn boeken'. Dit helpt om grammaticale correctheid in het Spaans te behouden.

Belangrijkste leerpunten

Hier is een korte samenvatting van deze les.

  1. Bezittelijke voornaamwoorden vertellen wie iets bezit of heeft en benadrukken het bezit.
  2. Er zijn twee vormen van bezittelijke voornaamwoorden: de korte vorm (vóór het zelfstandig naamwoord) en de lange vorm (na het zelfstandig naamwoord).
  3. Bezittelijke voornaamwoorden moeten overeenkomen met het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord.
  4. Voor meervoudsvormen voeg je "-o" toe voor mannelijk en "-a" voor vrouwelijk, of voeg simpelweg een "-s" toe.

Abonneer je op onze sociale mediakanalen om gratis dagelijkse oefeningen te krijgen!