10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Tegenwoordige tijd: vervoeging van onregelmatige werkwoorden in het Spaans

Spaans

Leer de tegenwoordige tijd van veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Spaans: ser, estar, hacer, tener, ver en ir, en nog veel meer.

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?

Naast regelmatige werkwoorden zijn er ook veel onregelmatige werkwoorden die niet altijd een duidelijke structuur volgen bij het vervoegen.

  • Tengo una hermana. (Ik heb een zus.)Tener (Hebben)
  • ves la ciudad desde aquí. (Jij ziet de stad vanaf hier.)Ver (Zien)

De meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Spaans

De volgende onregelmatige werkwoorden zijn enkele van de meest gebruikte werkwoorden in de Spaanse taal.

Spaans Nederlands
Ser Zijn
Estar Zijn
Tener                 Hebben
Hacer Doen, maken
Ver Zien
Ir Gaan

Let op hoe beide werkwoorden "ser" en "estar" vertaald worden naar het werkwoord "zijn" in het Nederlands.

Vervoeging van het werkwoord "tener" (hebben)

"Tener" (hebben), is een werkwoord dat veel gebruikt wordt om bezit, leeftijd, en verschillende fysieke of emotionele toestanden uit te drukken.

Persoonlijk voornaamwoord Spaans Nederlands
Yo (Ik) Tengo un libro. Ik heb een boek.
(Jij) Tienes un perro. Jij hebt een hond.
Él/Ella (Hij/Zij/Het) Él tiene arrugas. Hij heeft rimpels.
Nosotros/-as (Wij) Nosotras tenemos un coche. Wij hebben een auto.
Vosotros/-as (Jullie) Vosotros tenéis talento. Jullie hebben talent.
Ellos/-as (Zij) Ellas tienen sueños. Zij hebben dromen.

Wanneer "tener" gecombineerd wordt met "que", vormt het de uitdrukking "tener que" (moeten). Dit wordt gebruikt om verplichting of noodzaak over te brengen.
Tengo que estudiar. (Ik moet studeren.)

Vervoeging van het werkwoord "hacer" (doen/maken)

Het werkwoord "hacer" heeft twee verschillende equivalenten in het Nederlands: "doen" en "maken". 

Persoonlijk voornaamwoord Spaans Nederlands
Yo (Ik) Yo hago deporte. Ik doe sport.
(Jij) haces la compra. Jij doet de boodschappen.
Él/Ella (Hij/Zij/Het) Él hace un pastel. Hij maakt een taart.
Nosotros/-as (Wij) Nosotras hacemos la cena. Wij maken het avondeten.
Vosotros/-as (Jullie) Vosotros hacéis teatro. Jullie doen toneel.
Ellos/-as (Zij) Ellas hacen la colada. Zij doen de was.

Het werkwoord "hacer" wordt gebruikt om activiteiten of handelingen te beschrijven.

Vervoeging van het werkwoord "ver" ("zien")

Het werkwoord "ver" (zien) is een van de meest onregelmatige werkwoorden in het Spaans. 

Persoonlijk voornaamwoord Spaans Nederlands
Yo (Ik) Yo veo el amanecer todos los días. Ik zie elke dag de zonsopgang.
(Jij) ves el mar desde aquí. Jij ziet de zee vanaf hier.
Él/Ella (Hij/Zij/Het) Ella ve las montañas desde su ventana. Zij ziet de bergen vanuit haar raam.
Nosotros/-as (Wij) Nosotros vemos las estrellas por la noche. Wij zien de sterren 's nachts.
Vosotros/-as (Jullie) Vosotros veis el atardecer juntos. Jullie zien de zonsondergang samen.
Ellos/-as (Zij) Ellos ven el espectáculo desde lejos. Zij zien de show van ver.

Het werkwoord "ver" wordt gebruikt om visuele observaties en ervaringen te beschrijven.

Vervoeging van het werkwoord "ir" ("gaan")

Het werkwoord "ir" is een van de meest onregelmatige werkwoorden in het Spaans. Het wordt vertaald naar het werkwoord "gaan" in het Nederlands.

Persoonlijk voornaamwoord Spaans Nederlands
Yo (Ik) Yo voy al gimnasio. Ik ga naar de sportschool.
(Jij) vas al trabajo. Jij gaat naar het werk.
Él/Ella (Hij/Zij/Het) Él va a la biblioteca. Hij gaat naar de bibliotheek.
Nosotros/-as (Wij) Nosotros vamos al restaurante. Wij gaan naar het restaurant.
Vosotros/-as (Jullie) Vosotros vais juntos. Jullie gaan samen.
Ellos/-as (Zij) Ellos van de paseo. Zij gaan een wandeling maken.

Wanneer het werkwoord "ir" gecombineerd wordt met de voorzetsel "a", vormen we een uitdrukking die aangeeft dat de persoon iets gaat doen.
Voy a estudiar. (Ik ga studeren.)

Belangrijkste leerpunten

Hier is een korte samenvatting van deze les.

  1. Zowel de werkwoorden "ser" als "estar" worden in het Nederlands vertaald naar het werkwoord "zijn".
  2. Wanneer "tener" wordt gecombineerd met "que", vormen we een uitdrukking die een verplichting of noodzaak uitdrukt.
  3. Wanneer we het werkwoord "ir" combineren met "a", vormen we een uitdrukking die aangeeft dat de persoon iets gaat doen.

Abonneer je op onze sociale mediakanalen om gratis dagelijkse oefeningen te krijgen!