Abrir (openen) - Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Abrir - Vervoeging van openen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige, indicatieve tijd (Pretérito perfecto, indicativo).

Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Muebles (Meubilair)

Vervoeging van abrir in pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he abierto ik heb geopend
(tú) has abierto jij hebt geopend
(él/ella) ha abierto hij/zij heeft geopend
(nosotros/nosotras) hemos abierto wij hebben geopend
(vosotros/vosotras) habéis abierto jullie hebben geopend
(ellos/ellas) han abierto zij hebben geopend

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
He abierto la puerta del banco. Ik heb de deur van de bank geopend.
¿Has abierto la farmacia hoy? Je hebt de apotheek geopend
Ha abierto la oficina de correos. Het postkantoor is opengegaan.
Hemos abierto la panadería temprano. We hebben de bakkerij vroeg geopend.
¿Habéis abierto la escuela esta mañana? Jullie hebben de school vanmorgen geopend.
Han abierto la comisaría al público. Ze hebben het politiebureau voor het publiek geopend.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

habéis abierto, han abierto, ha abierto, hemos abierto, he abierto, has abierto

1.
... la comisaría al público.
(Ze hebben het politiebureau voor het publiek geopend.)
2.
... la puerta del banco.
(Ik heb de deur van de bank geopend.)
3.
... la panadería temprano.
(We hebben de bakkerij vroeg geopend.)
4.
... la oficina de correos.
(Het postkantoor is opengegaan.)
5.
¿... la farmacia hoy?
(Heb je de apotheek vandaag geopend?)
6.
¿... la escuela esta mañana?
(Hebben jullie de school vanmorgen geopend?)