Usar (gebruiken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!
Usar - Vervoeging van gebruiken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Usar (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)
Gebruiken vervoegen in de tegenwoordige tijd
| Spaans | Nederlands |
|---|---|
| (yo) uso | ik gebruik |
| (tú) usas | jij gebruikt |
| (él/ella) usa | hij/zij gebruikt |
| (nosotros/nosotras) usamos | wij gebruiken |
| (vosotros/vosotras) usáis | jullie gebruiken |
| (ellos/ellas) usan | zij gebruiken |
Voorbeeldzinnen
| Spaans | Nederlands |
|---|---|
| Yo uso el ordenador en la oficina. | Ik gebruik de computer op kantoor. |
| ¿Tú usas la farmacia cerca de aquí? | Jij gebruikt de apotheek hier in de buurt |
| Él usa la biblioteca para estudiar. | Hij gebruikt de bibliotheek om te studeren. |
| Nosotros usamos la gasolinera pronto. | wij gebruiken het benzinestation binnenkort |
| Vosotros usáis la panadería todos los días. | Jullie gebruiken de bakkerij elke dag. |
| Ellos usan la cafetería después de la escuela. | zij gebruiken de cafetaria na school |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
uso, usas, usa, usamos, usáis, usan
1.
Yo ... el ordenador en la oficina.
(Ik gebruik de computer op kantoor.)
2.
Vosotros ... la panadería todos los días.
(Jullie gebruiken de bakkerij elke dag.)
3.
Nosotros ... la gasolinera pronto.
(Wij gebruiken het benzinestation binnenkort)
4.
Él ... la biblioteca para estudiar.
(Hij gebruikt de bibliotheek om te studeren.)
5.
¿Tú ... la farmacia cerca de aquí?
(Gebruik jij de apotheek hier in de buurt?)
6.
Ellos ... la cafetería después de la escuela.
(Zij gebruiken de cafetaria na school)