Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Ser wordt gebruikt voor permanente kenmerken, identiteit, herkomst en beroep.
  2. "Estar" wordt gebruikt voor tijdelijke toestanden, emoties, locatie en om over het weer te praten.
VerboUsoEjemplo
SerCaracterísticas permanentes (Permanente kenmerken)La mesa es ancha. (De tafel is breed.)
Identidad (Identiteit)Juan es abogado. (Juan is advocaat.)
Origen/Nacionalidad (Herkomst/Nationaliteit)eres española. (Jij bent Spaans.)
Descripciones generales (Algemene beschrijvingen)El cielo es oscuro. (De lucht is donker.)
EstarEstado o condición temporal (Toestand of tijdelijke conditie)Ella está cansada. (Zij is moe.)
Ubicación (Locatie)El libro está sobre la mesa. (Het boek ligt op tafel.)
Emociones (Emoties)María está feliz hoy. (María is vandaag gelukkig.)
Condiciones temporales (Tijdelijke voorwaarden)El camino está mojado. (De weg is nat.)

Oefening 1: Diferencia entre Ser vs Estar

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

eres, soy, están, estoy, estáis, es, sois, estamos

1.
La calle ... estrecha.
(De straat is smal.)
2.
Tú ... doctora.
(Jij bent dokter.)
3.
Nosotros ... felices.
(Wij zijn gelukkig.)
4.
Yo ... de España.
(Ik kom uit Spanje.)
5.
Ellos ... en casa ahora.
(Zij zijn nu thuis.)
6.
Yo ... cansado.
(Ik ben moe.)
7.
Vosotras ... cansadas.
(Jullie zijn moe.)
8.
Vosotros ... abogados.
(Jullie zijn advocaten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

sois


jullie zijn

2

estamos


we zijn

3

están


zij zijn

4

está


ligt