Ropa
Leerdoelen:
- Describe la ropa de las personas (Beschrijf de kleding van de mensen)
- Vocabulario de ropa (Kledingvocabulaire)
- Los verbos modales (deber, poder, querer...) (Modale werkwoorden (moeten, kunnen, willen...))
- El traje de flamenca (De flamenco jurk)
Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Luistermateriaal
Video, audio, oefeningen en werkbladen beschikbaar.
A1.21.1 Diálogo: Ana y Pedro se van de compras
A1.21.1 Ana en Pedro gaan winkelen
Aprende los colores con Ana y Pedro comprando ropa.
(Leer de kleuren met Ana en Pedro terwijl ze kleding kopen.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
A1.21.2 Gramática: Los verbos modales (deber, poder, querer...)
A1.21.2 Modale werkwoorden (moeten, kunnen, willen...)
(Modale werkwoorden drukken houdingen en behoeften uit met betrekking tot de acties die het onderwerp in de zin uitvoert.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
A1.21.3 Cuento corto: La ropa del día
A1.21.3 De kleding van de dag
Aprendemos sobre el vocabulario de la ropa. Ana elige la ropa del día.
(We leren over de woordenschat van kleding. Ana kiest de kleding van de dag.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
A1.21.4 Cultura: El traje de flamenca
A1.21.4 De flamenco jurk
Descubre el traje de flamenca en España, un vestido tradicional con todos sus accesorios: volantes, mantón, zapatos, flor, pendientes.
(Ontdek de flamenco-jurk in Spanje, een traditionele jurk met alle bijbehorende accessoires: ruches, omslagdoek, schoenen, bloem, oorbellen.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten