De modale werkwoorden: "deber, poder, querer, ..." Delen Gekopieerd!
Modale werkwoorden drukken houdingen en behoeften uit met betrekking tot de acties die het onderwerp in de zin uitvoert.
Gramática: Los verbos modales: "deber, poder, querer,..."
A1 Spaans Modale werkwoorden
Niveau: A1
Module 3: Día a día (Dag tot dag)
Les 21: En la tienda de ropa (In de kledingwinkel)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Modale werkwoorden worden gevolgd door een infinitief.
Verbo Modal | Ejemplo |
---|---|
Saber | Ella sabe combinar la falda. (Zij kan de rok combineren.) |
Poder | ¿Puedes cambiar los pantalones? (Kun je de broek ruilen?) |
Soler | Nosotros solemos llevar el jersey en invierno. (Wij dragen gewoonlijk een trui in de winter.) |
Deber | Él debe planchar el traje. (Hij moet strijken het pak.) |
Querer | Ellas quieren probarse los vestidos. (Zij willen passen de jurken.) |
Oefening 1: Los verbos modales: "deber, poder, querer,..."
Instructie: Vul het juiste woord in.
quieres, saben, podéis, suele, debes, debe, suelo, puedes
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
quiere
hij wil
2
debes
je moet
3
quieres
wil je
4
podéis
kunnen jullie