Quedar (afspreken) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Quedar (afspreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Quedar - Vervoeging van Afspreken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).

Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Quedar (afspreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)

Vervoeging van afspreken in de onvoltooid verleden tijd

Spaans Nederlands
(yo) quedaba ik sprak af
(tú) quedabas jij sprak af
(él/ella) quedaba hij/zij sprak af
(nosotros/nosotras) quedábamos wij spraken af
(vosotros/vosotras) quedabais jullie spraken af
(ellos/ellas) quedaban zij spraken af

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo quedaba con amigos para probar la moda. Ik sprak af met vrienden om de mode uit te proberen.
Tú quedabas elegante con esa blusa antigua. Je stond elegant met die oude blouse.
Él quedaba bien cuando se ponía la cazadora. Hij stond goed als hij het jasje aan had.
Nosotros quedábamos en el probador para probar ropa. Wij spraken af in het pashokje om kleding te passen.
Vosotros quedabais informales con esos calcetines. Jullie zagen er informeel uit met die sokken.
Ellos quedaban de moda llevando una gorra nueva. Ze spraken af om modieus te zijn met een nieuwe pet.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

quedabais, quedaban, quedaba, quedabas, quedábamos

1.
Tú ... elegante con esa blusa antigua.
(Je stond elegant met die oude blouse.)
2.
Yo ... con amigos para probar la moda.
(Ik sprak af met vrienden om de mode uit te proberen.)
3.
Nosotros ... en el probador para probar ropa.
(Wij spraken af in het pashokje om kleding te passen.)
4.
Ellos ... de moda llevando una gorra nueva.
(Ze spraken af om modieus te zijn met een nieuwe pet.)
5.
Él ... bien cuando se ponía la cazadora.
(Hij stond goed als hij het jasje aan had.)
6.
Vosotros ... informales con esos calcetines.
(Jullie zagen er informeel uit met die sokken.)