Ver (zien) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Ver (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ver - Vervoeging van zien in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Ver (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)

Vervoeging van zien in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) veo ik zie
(tú) ves jij ziet
(él/ella) ve hij/zij ziet
(nosotros/nosotras) vemos wij zien
(vosotros/vosotras) veis jullie zien
(ellos/ellas) ven zij zien

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo veo el amanecer el lunes por la mañana. Ik zie de zonsopgang maandagmorgen.
Tú ves la tarde el miércoles con amigos. Jij ziet woensdagmiddag met vrienden.
Ella ve el atardecer el sábado en la playa. Zij ziet de zonsondergang op zaterdag op het strand.
Nosotros vemos la noche el viernes en casa. Wij zien vrijdagavond thuis.
Vosotros veis la medianoche el domingo en la fiesta. Jullie zien het middernacht op zondag op het feest.
Ellos ven el mediodía el jueves en el parque. Zij zien donderdagmiddag in het park.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

vemos, ves, ve, ven, veis, veo

1.
Yo ... el amanecer el lunes por la mañana.
(Ik zie de zonsopgang maandagmorgen.)
2.
Tú ... la tarde el miércoles con amigos.
(Jij ziet woensdagmiddag met vrienden.)
3.
Ella ... el atardecer el sábado en la playa.
(Zij ziet de zonsondergang op zaterdag op het strand.)
4.
Nosotros ... la noche el viernes en casa.
(Wij zien vrijdagavond thuis.)
5.
Vosotros ... la medianoche el domingo en la fiesta.
(Jullie zien het middernacht op zondag op het feest.)
6.
Ellos ... el mediodía el jueves en el parque.
(Zij zien donderdagmiddag in het park.)