Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Gebruik "en" om specifieke delen van de dag aan te duiden. Bijvoorbeeld: "en la noche".
  2. Gebruik a of al om tijdstippen en precieze momenten aan te duiden. Bijvoorbeeld: al atardecer.
  3. Gebruik "por" om algemene perioden van de dag aan te geven. Bijvoorbeeld: "por la mañana".
  4. Gebruik de "de" of de "del" om een deel van de dag of een tijdsperiode aan te geven. Bijvoorbeeld: "de noche".
PreposiciónEjemplo
PorPor la mañana (’s ochtends)
 Por la tarde (’s middags)
 Por la noche (‘s nachts)
EnEn la mañana (In de ochtend)
 En la noche (In de nacht)
A + el => AlAl amanecer (Bij zonsopgang)
A + laA la medianoche (Om middernacht)
De + el => DelDel mediodía (Van de middag)
De + laDe la mañana (De la ochtend)
DeDe noche (De nacht)
 De día (De dag)

Oefening 1: Preposiciones: indicar momentos del día

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

por, En, del, de, Por, a

1.
Son las dos ... la tarde.
(Het is twee uur 's middags.)
2.
El viernes ... la tarde hay una comida familiar.
(Op vrijdagmiddag is er een familiediner.)
3.
Trabajo ... la mañana.
(Ik werk ’s ochtends.)
4.
Hoy a las diez ... la noche voy a Portugal.
(Vandaag om tien uur 's avonds ga ik naar Portugal.)
5.
Hoy ... la medianoche celebro mi cumpleaños.
(Vanavond om middernacht vier ik mijn verjaardag.)
6.
Mañana a las cinco ... mediodía vamos a una fiesta.
(Morgen om vijf uur 's middags gaan we naar een feest.)
7.
... la mañana del lunes organizo mi semana.
(Op maandagochtend organiseer ik mijn week.)
8.
... la tarde visito a mi abuela.
('s Middags bezoek ik mijn grootmoeder.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Quedo contigo _____ para ver una película.

(Ik spreek met je af _____ om een film te kijken.)

2. Ayer _____ organicé una cena con amigos.

(Gisteravond _____ heb ik een diner met vrienden georganiseerd.)

3. Me gusta correr _____ para empezar bien el día.

(Ik loop graag _____ om de dag goed te beginnen.)

4. Nos vemos el miércoles _____ para estudiar juntos.

(We zien elkaar woensdag _____ om samen te studeren.)

5. Trabajo _____ cuando tengo proyectos importantes.

(Ik werk _____ als ik belangrijke projecten heb.)

6. _____ siempre como con mis compañeros de trabajo.

(_____ lunch ik altijd met mijn collega's.)

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage