Llamarse (zich noemen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Llamarse - Vervoeging van Zich noemen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Llamarse (zich noemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Decir tu nombre (Je naam zeggen)
Vervoeging van zich noemen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo me llamo | ik noem me |
tú te llamas | jij noemt je |
él/ella se llama | hij noemt zich |
nosotros/nosotras nos llamamos | wij noemen ons |
vosotros/vosotras os llamáis | jullie noemen jullie |
ellos/ellas se llaman | zij noemen zich |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo me llamo Ana. | Ik noem me Ana. |
Tú te llamas Carlos. | Jij noemt je Carlos. |
Él se llama José. | Hij noemt zich José. |
Nosotros nos llamamos Los Rodríguez. | Wij noemen ons de Rodríguez. |
Vosotros os llamáis Los García. | Jullie noemen jullie Los García. |
Ellos se llaman Los Martínez. | Zij noemen zich Los Martínez. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
os llamáis, se llama, te llamas, nos llamamos, me llamo, se llaman
1.
Tú ... carlos.
(Jij heet Carlos.)
2.
Vosotros ... los garcía.
(Jullie heten de Garcías.)
3.
Yo ... ana.
(Ik heet Ana.)
4.
Nosotros ... los rodríguez.
(Wij heten de Rodríguez.)
5.
Él ... josé.
(Hij heet José.)
6.
Ellos ... los martínez.
(Zij heten de Martínez.)