10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.2.5 Hoe je je in Spanje voorstelt

Manieren om zich voor te stellen: de voornaam en de achternaam

Cultura: Cómo presentarse en España

Formas de presentarse: el nombre y el apellido

A1.2.5 Hoe je je in Spanje voorstelt

A1 Spaans Sociale normen en gebruiken Spanje

Niveau: A1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 2: Decir tu nombre (Je naam zeggen)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Lees- en luisteroefening

Para presentarse se dice el nombre completo. Primero el nombre y luego los apellidos. Siempre hay dos apellidos. Primero el del padre y luego el de la madre. Esta tradición permite reconocer a las dos familias. En el nombre "Martina Ruiz García", "Ruiz" es el apellido del padre y "García" es el apellido de la madre. En situaciones formales es común usar los apellidos en lugar del nombre. Para un hombre se dice "Señor Pérez". Para una mujer se dice "Señora Sánchez".

Vertaling

Om zich voor te stellen, zegt men de volledige naam. Eerst de voornaam en dan de achternamen. Er zijn altijd twee achternamen. Eerst die van de vader en dan die van de moeder. Deze traditie maakt het mogelijk om beide families te herkennen. In de naam "Martina Ruiz García", is "Ruiz" de achternaam van de vader en "García" de achternaam van de moeder. In formele situaties is het gebruikelijk om de achternamen in plaats van de voornaam te gebruiken. Voor een man zegt men "Mijnheer Pérez". Voor een vrouw zegt men "Mevrouw Sánchez".

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Cuántos apellidos se usan en España?
  2. Hoeveel achternamen worden er in Spanje gebruikt?
  3. ¿Cuál es el apellido de tu padre? ¿Y el apellido de tu madre?
  4. Wat is de achternaam van je vader? En de achternaam van je moeder?
  5. ¿Cómo te presentas en tu país? ¿Es similar o diferente?
  6. Hoe stel je je voor in jouw land? Is het vergelijkbaar of anders?
  7. ¿Cómo llamas a una mujer y a un hombre en una situación formal?
  8. Hoe noem je een vrouw en een man in een formele situatie?

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Señor
(Meneer)
2. Nombre
(De naam)
3. Apellidos
(Achternamen)
4. Señora
(Mevrouw)
5. Presentarse
(Zich voorstellen)