B1.1: Praten aan de telefoon

Hablando por teléfono

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

B1.1.1 Cultura

Telefónica: La revolución del teléfono

Telefónica: De revolutie van de telefoon


Woordenschat (13)

 La conversación: Het gesprek (Spaans)

La conversación

Show

Het gesprek Show

 El mensaje: Het bericht (Spaans)

El mensaje

Show

Het bericht Show

 La señal: Het signaal (Spaans)

La señal

Show

Het signaal Show

 El recado: Het bericht (Spaans)

El recado

Show

Het bericht Show

 Claridad: Duidelijkheid (Spaans)

Claridad

Show

Duidelijkheid Show

 ¿Diga?: Hallo? (Spaans)

¿Diga?

Show

Hallo? Show

 ¿Estás ocupado?: Ben je bezig? (Spaans)

¿Estás ocupado?

Show

Ben je bezig? Show

 La llamada: De oproep (Spaans)

La llamada

Show

De oproep Show

 El contestador: het antwoordapparaat (Spaans)

El contestador

Show

Het antwoordapparaat Show

 El tono de llamada: De beltoon (Spaans)

El tono de llamada

Show

De beltoon Show

 Colgar (ophangen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Colgar

Show

Ophangen Show

 Descolgar (opnemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Descolgar

Show

Opnemen Show

 Dejar (laten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Dejar

Show

Laten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Imperativo afirmativo formal: "usted" y "ustedes"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Imperativo afirmativo formal: "usted" en "ustedes"

Toon vertaling Toon antwoorden

Siga, Escuchen, Abróchense, Sigan, Escuche, Facture, Póngase, Muestre

1. Seguir (Uds):
... estas personas para facturar.
(Volgt deze personen voor factureren.)
2. Seguir (Ud):
... a la azafata hacia la puerta.
(Volg de stewardess naar de deur.)
3. Abrocharse (Uds):
... los cinturones en este momento.
(Maak op dit moment uw gordels vast.)
4. Esuchar (Ud):
... las instrucciones del piloto.
(Luister naar de instructies van de piloot.)
5. Escuchar (Uds):
... las instrucciones del piloto en todo momento.
(Luistert te allen tijde naar de instructies van de piloot.)
6. Ponerse (Ud):
... cómodo durante el vuelo.
(Maak het uzelf gemakkelijk tijdens de vlucht.)
7. Mostrar (Ud):
... el pasaporte a la azafata antes de ir al avión.
(Toon het paspoort aan de stewardess voordat u aan boord gaat.)
8. Facturar (Ud):
... sus maletas antes de ir al control de seguridad.
(Pakt u uw koffers in voordat u naar de veiligheidscontrole gaat.)

Oefening 2: El futuro simple: expresar probabilidad

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De futuro simple: uitdrukken van waarschijnlijkheid

Toon vertaling Toon antwoorden

dudará, adivinaremos, dudaréis, adivinarás, supondré, estará, será

1.
Quizás vosotros ... de él, pero es un buen chico.
(Misschien zullen jullie aan hem twijfelen, maar hij is een goede jongen.)
2.
María cree que el sospechoso ... descubierto rápido.
(María gelooft dat de verdachte snel ontdekt zal worden.)
3.
Tal vez yo ... que la situación será más dudosa de lo que parece.
(Misschien zal ik aannemen dat de situatie twijfelachtiger zal zijn dan het lijkt.)
4.
A lo mejor Juan ... de ti, porque todo parece dudoso.
(Misschien zal Juan aan je twijfelen, omdat alles twijfelachtig lijkt.)
5.
Suponen que la duda ... difícil de entender.
(Ze nemen aan dat de twijfel moeilijk te begrijpen zal zijn.)
6.
Nosotros no ... el secreto de Juan.
(Wij zullen het geheim van Juan niet raden.)
7.
Ana, probablemente ... quién es el sospechoso.
(Ana, je raadt waarschijnlijk wie de verdachte is.)
8.
¿Crees que el secreto ... bien oculto para siempre?
(Denk je dat het geheim voor altijd goed verborgen zal blijven?)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

B1.1.2 Gramática

Imperativo afirmativo formal: "usted" y "ustedes"

Imperativo afirmativo formal: "usted" en "ustedes"


B1.1.3 Gramática

El futuro simple: expresar probabilidad

De futuro simple: uitdrukken van waarschijnlijkheid


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Tener hebben

Subjuntivo presente

Spaans Nederlands
(yo) tenga ik heb
(tú) tengas jij hebt
(él/ella) tenga hij/zij heb
(nosotros/nosotras) tengamos wij hebben
(vosotros/vosotras) tengáis jullie hebben
(ellos/ellas) tengan zij hebben

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏