Suspender (stopzetten) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Suspender (stopzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Suspender - Vervoeging van stopzetten in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito indefinido, indicativo).

Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Suspender (stopzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Título universitario (Universitaire opleiding)

Vervoeging van stopzetten in Pretérito Indefinido

Spaans Nederlands
(yo) suspendí ik zette stop
(tú) suspendiste jij stopzette
(él/ella) suspendió hij/zij zette stop
(nosotros/nosotras) suspendimos wij stopzetten
(vosotros/vosotras) suspendisteis jullie stopzetten
(ellos/ellas) suspendieron zij stopzetten

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo suspendí un examen en la escuela secundaria. Ik ben gezakt voor een examen op de middelbare school.
Tú suspendiste la clase de bachillerato el año pasado. Je bent vorig jaar gezakt voor het eindexamen.
Él suspendió la asignatura, pero siguió interesado en la escuela. Hij zakte voor het vak, maar bleef geïnteresseerd in school.
Nosotros suspendimos varias veces en la escuela primaria. Wij zijn meerdere keren gezakt op de basisschool.
Vosotros suspendisteis el curso y echasteis de menos las clases. Jullie zijn gezakt voor de cursus en misten de lessen.
Ellos suspendieron el examen y recordaron la experiencia con nostalgia. Ze zijn gezakt voor het examen en ze herinnerden zich de ervaring met nostalgie.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

suspendí, suspendimos, suspendisteis, suspendiste, suspendió, suspendieron

1.
Ellos ... el examen y recordaron la experiencia con nostalgia.
(Ze zijn gezakt voor het examen en ze herinnerden zich de ervaring met nostalgie.)
2.
Él ... la asignatura, pero siguió interesado en la escuela.
(Hij zakte voor het vak, maar bleef geïnteresseerd in school.)
3.
Nosotros ... varias veces en la escuela primaria.
(Wij zijn meerdere keren gezakt op de basisschool.)
4.
Vosotros ... el curso y echasteis de menos las clases.
(Jullie zijn gezakt voor de cursus en misten de lessen.)
5.
Tú ... la clase de bachillerato el año pasado.
(Je bent vorig jaar gezakt voor het eindexamen.)
6.
Yo ... un examen en la escuela secundaria.
(Ik ben gezakt voor een examen op de middelbare school.)