Familia
Leerdoelen:
- Hablar sobre los miembros de la familia (Praat over familieleden)
- Describe a los miembros de tu familia (Beschrijf je gezinsleden)
- Los adjetivos posesivos (De bezittelijke voornaamwoorden)
- La comida familiar (De familiediner)
Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Werkwoordvervoegingstabellen
Tener (hebben)
- yo tengo ik heb
- tú tienes jij hebt
- él/ella tiene hij heeft
- nosotros/nosotras tenemos wij hebben
- vosotros/vosotras tenéis jullie hebben
- ellos/ellas tienen zij hebben
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingTener (Presente, indicativo)
1. Ellos ... muchas ideas.
2. Él ... dos hermanos.
3. Tú ... un coche nuevo.
4. Vosotros ... un perro.
5. Nosotros ... una casa grande.
6. Yo ... una pregunta.