10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.5: Familie

Familia

A1.5: Familie

Leerdoelen:

  • Hablar sobre los miembros de la familia (Praat over familieleden)
  • Describe a los miembros de tu familia (Beschrijf je gezinsleden)
  • Los adjetivos posesivos (De bezittelijke voornaamwoorden)
  • La comida familiar (De familiediner)

Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Werkwoordvervoegingstabellen

Tener (hebben)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • yo tengo ik heb
  • tú tienes jij hebt
  • él/ella tiene hij heeft
  • nosotros/nosotras tenemos wij hebben
  • vosotros/vosotras tenéis jullie hebben
  • ellos/ellas tienen zij hebben

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Tener (Presente, indicativo)

1. Ellos ... muchas ideas.

Ellos tienen muchas ideas.
(Zij hebben veel ideeën.)

2. Él ... dos hermanos.

Él tiene dos hermanos.
(Hij heeft twee broers.)

3. Tú ... un coche nuevo.

Tú tienes un coche nuevo.
(Je hebt een nieuwe auto.)

4. Vosotros ... un perro.

Vosotros tenéis un perro.
(Jullie hebben een hond.)

5. Nosotros ... una casa grande.

Nosotros tenemos una casa grande.
(Wij hebben een groot huis.)

6. Yo ... una pregunta.

Yo tengo una pregunta.
(Ik heb een vraag.)