10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.40: Sport en beweging

Deportes y ejercicio

A1.40: Sport en beweging

Leerdoelen:

  • Aprende los deportes (Leer de sporten)
  • Habla sobre los deportes que practicas (Praat over de sporten die je beoefent)
  • Adverbios de tiempo (frecuencia y duración) (Tijdsbepalingen (frequentie en duur))
  • Real Madrid y Barça: el fútbol español (Real Madrid en Barça: het Spaanse voetbal)

Leermodule 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (15)

 El deporte: De sport (Spaans)

Me gusta practicar el deporte todos los días.

(Ik hou ervan elke dag te sporten.)

El deporte

(De sport)

 El fútbol: Voetbal (Spaans)

El fútbol es mi deporte favorito.

(Voetbal is mijn favoriete sport.)

El fútbol

(Voetbal)

 El baloncesto: Basketbal (Spaans)

Me gusta jugar al baloncesto cada semana en el parque.

(Ik houd ervan om elke week in het park te basketballen.)

El baloncesto

(Basketbal)

 El tenis: Tennis (Spaans)

El tenis es un deporte que juego cada semana en el gimnasio.

(Tennis is een sport die ik elke week in de sportschool speel.)

El tenis

(Tennis)

 La natación: Zwemmen (Spaans)

Me gusta hacer la natación en el gimnasio todas las semanas.

(Ik zwem graag in de sportschool elke week.)

La natación

(Zwemmen)

 El ciclismo: Het fietsen (Spaans)

Pedro practica el ciclismo en el parque los fines de semana.

(Pedro doet aan wielrennen in het park in het weekend.)

El ciclismo

(Het fietsen)

 El atletismo: Atletiek (Spaans)

El atletismo es muy popular en la universidad.

(Atletiek is erg populair aan de universiteit.)

El atletismo

(Atletiek)

 La gimnasia: Turnen (Spaans)

Todos los días practico la gimnasia con mis amigos.

(Elke dag doe ik gymnastiek met mijn vrienden.)

La gimnasia

(Turnen)

 El boxeo: Boksen (Spaans)

Cada semana hay un torneo de boxeo en la ciudad.

(Elke week is er een bokstoernooi in de stad.)

El boxeo

(Boksen)

 El karate: Karate (Spaans)

Todos los días, practico el karate porque es mi deporte favorito.

(Elke dag beoefen ik karate, omdat het mijn favoriete sport is.)

El karate

(Karate)

 Jugar (spelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros jugamos a las cartas los fines de semana.

(Wij spelen in het weekend kaarten.)

Jugar

(Spelen)

 Hacer ejercicio (oefeningen doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros hacéis ejercicio los fines de semana.

(Jullie doen aan lichaamsbeweging in het weekend.)

Hacer ejercicio

(Oefeningen doen)

 El gimnasio: De sportschool (Spaans)

Él va al gimnasio todos los días para hacer ejercicios.

(Hij gaat elke dag naar de sportschool om te trainen.)

El gimnasio

(De sportschool)

 Nadar (zwemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros nadáis en el río cerca de la villa.

(Jullie zwemmen in de rivier dichtbij het dorp.)

Nadar

(Zwemmen)

 Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros corréis alrededor del colegio.

(Jullie rennen rond de school.)

Correr

(Rennen)

Woordenlijst (25)

Kernwoordenschat (15): Werkwoorden: 4, Zelfstandige naamwoorden: 11,
Contextwoordenschat: 10

Spaans Nederlands
Corre Hij/zij rent
Correr Rennen
Corro Ren
Deportes Sporten
El atletismo Atletiek
El baloncesto Basketbal
El boxeo Boksen
El ciclismo Het fietsen
El deporte De sport
El fútbol Voetbal
El gimnasio De sportschool
El karate Karate
El tenis Tennis
Equipos Teams
Hace ejercicio Hij doet aan lichaamsbeweging
Hacer ejercicio Oefeningen doen
Haces ejercicio Doe je aan lichaamsbeweging
Juegan Zij spelen
Jugadores Spelers
Jugar Spelen
La gimnasia Turnen
La natación Zwemmen
Nadar Zwemmen
Partido Wedstrijd
Rivalidad Rivaliteit