De onregelmatige werkwoorden: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

Onregelmatige werkwoorden in de eerste persoon van de tegenwoordige tijd in het Spaans zijn diegene die hun gebruikelijke vorm in "yo" veranderen.

Gramática: Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

A1 Spaans Onregelmatige tegenwoordige tijd

Niveau: A1

Module 5: En casa (Thuis)

Les 34: Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Infinitivo1ª persona singularEjemplo
HacerYo hagoYo hago la cena en el horno. (Ik maak het avondeten in de oven.)
DarYo doyYo doy el microondas a mi hermana porque no lo necesito. (Ik geef de magnetron aan mijn zus omdat ik hem niet nodig heb.)
PonerYo pongoYo pongo la lavadora antes de salir. (Ik zet de wasmachine aan voordat ik vertrek.)
TraerYo traigoYo traigo la aspiradora del salón a la cocina. (Ik breng de stofzuiger van de woonkamer naar de keuken.)
CalentarYo calientoYo caliento la comida en el microondas.  (Ik warm het eten op in de magnetron.)
EncenderYo enciendoYo enciendo el radiador porque hace frío. (Ik zet aan de radiator omdat het koud is.)

Oefening 1: Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

hago, caliento, pongo, enciendo, traigo

1.
Calentar: Yo el radiador porque tengo frío.
(Verwarmen: Ik verwarm de radiator omdat ik het koud heb.)
2.
Encender: Yo la plancha para mi ropa.
(Aanzetten: Ik zet het strijkijzer aan voor mijn kleding.)
3.
Calentar: Yo el horno antes de poner la comida.
(Verwarmen: Ik verwarm de oven voordat ik het eten erin zet.)
4.
Traer: Yo la comida del microondas a la mesa para cenar.
(Brengen: Ik breng het eten van de magnetron naar de tafel om te dineren.)
5.
Hacer: Yo un pastel porque tengo hambre.
(Doen: Ik maak een taart omdat ik honger heb.)
6.
Encender: Yo el microondas para calentar la comida.
(Aanzetten: Ik zet de magnetron aan om het eten op te warmen.)
7.
Poner: Yo el ventilador en el salón para tener aire.
(Zetten: Ik zet de ventilator in de woonkamer om lucht te hebben.)
8.
Traer: Yo la lavadora nueva a la cocina.
(Brengen: Ik breng de nieuwe wasmachine naar de keuken.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

traigo


ik breng

2

enciendo


ik steek aan

3

pongo


ik zet

4

caliento


Ik verwarm