10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.26: Zintuigen en waarnemen

Sentidos y percepción

A1.26: Zintuigen en waarnemen

Leerdoelen:

  • Describir gusto, olfato, vista, oído y tacto (Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking)
  • Comparar cosas (Dingen vergelijken)
  • Los adjetivos comparativos (De vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden)
  • Cinco sentidos en España (Vijf zintuigen in Spanje)

Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (13)

 Claro: Helder (Spaans)

La voz de ella es clara y dulce.

(Haar stem is helder en zoet.)

Claro

(Helder)

 Oscuro: donker (Spaans)

La noche está muy oscura.

(De nacht is erg donker.)

Oscuro

(Donker)

 Dulce: Zoet (Spaans)

El pastel es muy dulce.

(De taart is erg zoet.)

Dulce

(Zoet)

 Salado: Zout (Spaans)

La sopa está salada.

(De soep is zout.)

Salado

(Zout)

 Ácido: Zuur (Spaans)

Este limón es muy ácido y me hace sonreír.

(Deze citroen is erg zuur en het maakt me aan het lachen.)

Ácido

(Zuur)

 Amargo: Bitter (Spaans)

El café está amargo hoy.

(De koffie is bitter vandaag.)

Amargo

(Bitter)

 Suave: Zacht (Spaans)

El gato tiene un pelaje muy suave.

(De kat heeft een hele zachte vacht.)

Suave

(Zacht)

 Duro: Moeilijk (Spaans)

El queso está duro.

(De kaas is hard.)

Duro

(Moeilijk)

 El ruido: Het geluid (Spaans)

El ruido es más fuerte en la noche.

(Het geluid is harder 's nachts.)

El ruido

(Het geluid)

 El silencio: De stilte (Spaans)

El silencio es más tranquilizador que el ruido.

(De stilte is geruststellender dan het lawaai.)

El silencio

(De stilte)

 Fétido: muf (Spaans)

El cuarto tiene una atmósfera fétida.

(De kamer heeft een stinkende atmosfeer.)

Fétido

(Muf)

 Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros olemos el aroma de la comida familiar.

(Wij ruiken de geur van het familiediner.)

Oler

(Ruiken)

 Oír (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Él oye a sus primos.

(Hij hoort zijn neven.)

Oír

(Horen)

Woordenlijst (22)

Kernwoordenschat (13): Werkwoorden: 2, Bijvoeglijke naamwoorden: 9, Zelfstandige naamwoorden: 2,
Contextwoordenschat: 9

Spaans Nederlands
Amargo Bitter
Claro Helder
Claros Lichte
Dulce Zoete
Dulces Zoet
Dura Hard
Duro Hard
El ruido Het geluid
El silencio De stilte
Fétido Muf
Huele Ruikt
Huelen Ruiken ze
Más Zachter
Oler Ruiken
Olor Geur
Oscuro Donker
Oír Horen
Salada Zoute
Salado Zout
Suave Zacht
Ver De Alhambra in Granada zien is als een droom binnenstappen.
Ácido Zuur