Oír (horen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Oír (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Oír - Vervoeging van Horen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Oír (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)

Vervoeging van oír in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo oigo ik hoor
tú oyes jij hoort
él/ella oye hij hoort
nosotros/nosotras oímos wij horen
vosotros/vosotras oís jullie horen
ellos/ellas oyen zij horen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo oigo la música. Ik hoor de muziek.
¿Qué oyes? jij hoort
Él oye a sus primos. Hij hoort zijn neven.
Nosotros oímos a nuestros tíos. Wij horen onze ooms.
¿Vosotros oís al profesor? jullie horen de leraar
Ellos oyen a la profesora. Zij horen de leraar.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

oigo, oyes, oye, oímos, oís, oyen

1.
Él ... a sus primos.
(Hij hoort zijn neven.)
2.
Yo ... la música.
(Ik hoor de muziek.)
3.
Ellos ... a la profesora.
(Zij horen de leraar.)
4.
¿Qué ...?
(Wat hoor je?)
5.
¿Vosotros ... al profesor?
(Horen jullie de leraar?)
6.
Nosotros ... a nuestros tíos.
(Wij horen onze ooms.)