Oír (horen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Oír - Vervoeging van Horen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Oír (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)
Vervoeging van oír in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo oigo | ik hoor |
tú oyes | jij hoort |
él/ella oye | hij hoort |
nosotros/nosotras oímos | wij horen |
vosotros/vosotras oís | jullie horen |
ellos/ellas oyen | zij horen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo oigo la música. | Ik hoor de muziek. |
¿Qué oyes? | jij hoort |
Él oye a sus primos. | Hij hoort zijn neven. |
Nosotros oímos a nuestros tíos. | Wij horen onze ooms. |
¿Vosotros oís al profesor? | jullie horen de leraar |
Ellos oyen a la profesora. | Zij horen de leraar. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
oigo, oyes, oye, oímos, oís, oyen
1.
Él ... a sus primos.
(Hij hoort zijn neven.)
2.
Yo ... la música.
(Ik hoor de muziek.)
3.
Ellos ... a la profesora.
(Zij horen de leraar.)
4.
¿Qué ...?
(Wat hoor je?)
5.
¿Vosotros ... al profesor?
(Horen jullie de leraar?)
6.
Nosotros ... a nuestros tíos.
(Wij horen onze ooms.)