Oler (ruiken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Oler - Vervoeging van Ruiken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)

Vervoeging van ruiken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo huelo ik ruik
tú hueles jij ruikt
él/ella huele hij ruikt
nosotros/nosotras olemos wij ruiken
vosotros/vosotras oléis jullie ruiken
ellos/ellas huelen zij ruiken

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo huelo las flores en el jardín. Ik ruik de bloemen in de tuin.
¿Qué tal? ¿Tú hueles el café? jij ruikt de koffie
Él huele algo extraño en la cocina. Hij ruikt iets vreemds in de keuken.
Nosotros olemos el aroma de la comida familiar. Wij ruiken de geur van het familiediner.
Vosotros oléis el perfume en la carta. Jullie ruiken het parfum op de brief.
Ellos huelen el mar cuando van a la playa. Zij ruiken de zee als ze naar het strand gaan.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

huelo, hueles, huele, olemos, oléis, huelen

1.
¿Qué tal? ¿tú ... el café?
(Hoe gaat het? Ruik jij de koffie?)
2.
Ellos ... el mar cuando van a la playa.
(Zij ruiken de zee als ze naar het strand gaan.)
3.
Nosotros ... el aroma de la comida familiar.
(Wij ruiken de geur van het familiediner.)
4.
Yo ... las flores en el jardín.
(Ik ruik de bloemen in de tuin.)
5.
Vosotros ... el perfume en la carta.
(Jullie ruiken het parfum op de brief.)
6.
Él ... algo extraño en la cocina.
(Hij ruikt iets vreemds in de keuken.)