Oler (ruiken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Oler - Vervoeging van Ruiken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)

Vervoeging van ruiken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) huelo ik ruik
(tú) hueles jij ruikt
(él/ella) huele hij/zij ruikt
(nosotros/nosotras) olemos wij ruiken
(vosotros/vosotras) oléis jullie ruiken
(ellos/ellas) huelen zij ruiken

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo huelo el olor dulce de la fruta. Ik ruik de zoete geur van het fruit.
Tú hueles el olor fétido en la cocina. Jij ruikt de vieze geur in de keuken.
Ella huele el aroma suave de la rosa. Zij ruikt de zachte geur van de roos.
Nosotros olemos el café claro por la mañana. Wij ruiken 's ochtends natuurlijk de koffie.
Vosotros oléis el ruido y el silencio afuera. Jullie ruiken het geluid en de stilte buiten.
Ellos huelen la comida salada y amarga. Zij ruiken het zoute en bittere eten.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

huelo, hueles, huele, olemos, oléis, huelen

1.
Tú ... el olor fétido en la cocina.
(Jij ruikt de vieze geur in de keuken.)
2.
Ellos ... la comida salada y amarga.
(Zij ruiken het zoute en bittere eten.)
3.
Nosotros ... el café claro por la mañana.
(Wij ruiken 's ochtends natuurlijk de koffie.)
4.
Yo ... el olor dulce de la fruta.
(Ik ruik de zoete geur van het fruit.)
5.
Vosotros ... el ruido y el silencio afuera.
(Jullie ruiken het geluid en de stilte buiten.)
6.
Ella ... el aroma suave de la rosa.
(Zij ruikt de zachte geur van de roos.)