- Het werkwoord "gustar" wordt vervoegd in de derde persoon enkelvoud of meervoud, afhankelijk van het object dat volgt.
- Gebruik de indirecte voornaamwoorden "me, te, le, nos, os, les" voor het werkwoord gustar.
Expresión | Verbo | Ejemplo |
---|---|---|
Positiva (Positief) | Gustar | Me gusta el color azul. (Ik hou van de kleur blauw.) |
Te gustan los coches rojos. (Je houdt van rode auto's.) | ||
Le gustan las pinturas con muchos colores. (Hij/zij houdt van schilderijen met veel kleuren.) | ||
Negativa (Afkeer) | No gustar | No nos gusta el chocolate blanco. (Wij houden niet van witte chocolade.) |
No os gusta el té verde. (Jullie houden niet van groene thee.) | ||
No les gusta el color marrón. (Ze houden niet van de kleur bruin.) |
Uitzonderingen!
- Je kunt "a mí, a tí, a él/ella, a nosotros, a vosotros, a ellos/ellas" vóór het werkwoord gebruiken.
Oefening 1: Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta
Instructie: Vul het juiste woord in.
no les gusta, te gustan, no os gusta, le gusta, no le gustan, me gustan, me gusta, os gusta
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
no les gusta
zij houden niet van
2
os gusta
jullie houden van
3
no le gustan
hij houdt niet van
4
no os gusta
jullie vinden het niet leuk