10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.18: Dingen vragen

Preguntar cosas

A1.18: Dingen vragen

Leerdoelen:

  • Cómo hacer preguntas (Hoe vragen te stellen)
  • Responder preguntas (Vragen beantwoorden)
  • Usar palabras interrogativas (Vraagwoorden gebruiken)
  • Palabras interrogativas (Vragende woorden)
  • ¿Cómo se pregunta y responde en España? (Hoe vraag en antwoord je in Spanje?)

Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (11)

 ¿Cuál?: Welke? (Spaans)

¿Cuál es el ingrediente principal de la receta casera?

(Wat is het hoofdingrediënt van het zelfgemaakte recept?)

¿Cuál?

(Welke?)

 ¿Dónde?: Waar? (Spaans)

¿Dónde está el café?

(Waar is de koffie?)

¿Dónde?

(Waar?)

 ¿Cuánto?: Hoeveel? (Spaans)

¿Cuánto cuesta el pan en esta tienda?

(Hoeveel kost het brood in deze winkel?)

¿Cuánto?

(Hoeveel?)

 ¿Cómo?: Hoe? (Spaans)

¿Cómo te llamas?

(Hoe heet jij?)

¿Cómo?

(Hoe?)

 ¿A dónde?: Waarheen? (Spaans)

¿A dónde vas después de desayunar?

(Waar ga je na het ontbijten heen?)

¿A dónde?

(Waarheen?)

 ¿Qué?: Wat? (Spaans)

¿Qué ingredientes necesitas para la receta de hoy?

(Welke ingrediënten heb je nodig voor het recept van vandaag?)

¿Qué?

(Wat?)

 Preguntar (vragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros preguntamos si el museo está abierto.

(Wij vragen of het museum open is.)

Preguntar

(Vragen)

 Pedir (vragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tú pides ayuda en la tienda.

(Je vraagt om hulp in de winkel.)

Pedir

(Vragen)

 ¿Por qué?: Waarom? (Spaans)

¿Por qué tienes que levantarte tan temprano?

(Waarom moet je zo vroeg opstaan?)

¿Por qué?

(Waarom?)

 ¿Cuándo?: Wanneer? (Spaans)

¿Cuándo vienes mañana?

(Wanneer kom je morgen?)

¿Cuándo?

(Wanneer?)

 Responder (antwoorden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros respondemos a los mensajes.

(Wij beantwoorden de berichten.)

Responder

(Antwoorden)

Woordenlijst (27)

Kernwoordenschat (11): Werkwoorden: 3, Vragen: 8,
Contextwoordenschat: 16

Spaans Nederlands
A dónde Waarheen
Cuál Welke
Cuándo Wanneer
Cuántas Hoeveel
Cuánto Hoeveel
Cuántos Hoeveel
Cómo Hoe
Disculpa Sorry
Dónde Waar
Gracias Dank je
Pedir Vragen
Perdón Pardon
Por qué Waarom
Preguntar Vragen
Quién Wie
Quiénes Wie
Qué Welke
Responde Een mevrouw antwoordt
Responder Antwoorden
¿A dónde? Waarheen?
¿Cuál? Welke?
¿Cuándo? Wanneer?
¿Cuánto? Hoeveel?
¿Cómo? Hoe?
¿Dónde? Waar?
¿Por qué? Waarom?
¿Qué? Wat?