10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Hablar (spreken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Hablar (spreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hablar - Vervoeging van spreken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Hablar (spreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Pasiones pendientes (Wachten op passies)

Vervoeging van spreken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo hablo ik spreek
tú hablas jij spreekt
él/ella habla hij/zij spreekt
nosotros/nosotras hablamos wij spreken
vosotros/vosotras habláis jullie spreken
ellos/ellas hablan zij spreken

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo hablo español todos los días. Ik spreek elke dag Spaans.
Tú hablas muy rápido. jij spreekt heel snel.
Ella habla con su amiga. Zij spreekt met haar vriendin.
Nosotros hablamos en clase. Wij spreken in de klas.
Vosotras habláis inglés muy bien. Jullie spreken Engels erg goed.
Ellos hablan sobre el proyecto. Zij spreken over het project.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

hablo, hablas, habla, hablamos, habláis, hablan

1.
Vosotras ... inglés muy bien.
(Jullie spreken Engels erg goed.)
2.
Ella ... con su amiga.
(Zij spreekt met haar vriendin.)
3.
Tú ... muy rápido.
(Jij spreekt heel snel.)
4.
Ellos ... sobre el proyecto.
(Zij spreken over het project.)
5.
Yo ... español todos los días.
(Ik spreek elke dag Spaans.)
6.
Nosotros ... en clase.
(Wij spreken in de klas.)