10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.1.1 De persoonlijke voornaamwoorden (onderwerp)

Onderwerp persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans geven aan wie de handeling in een zin uitvoert.

Gramática: Los pronombres personales (de sujeto)

A1 Spaans Personal subject pronouns

Niveau: A1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 1: Saludos y despedidas (Groeten en afscheid)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Voornaamwoorden stemmen overeen met het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud) van het subject.
  2. Gebruik de mannelijke voornaamwoorden voor een groep van alleen mannen of gemengd.
  3. Gebruik "tú" / "vosotros" voor informele situaties.
  4. Gebruik "usted" / "ustedes" voor formele situaties.
#SingularPlural
1Yo (Ik)Nosotros (Wij) / Nosotras (Wij)
2 (jij)Vosotros (Jullie) / Vosotras (jullie)
3Él (Hij) / Ella (Zij) / Usted (U)Ellos (Zij) / Ellas (Zij) / Ustedes (Jullie)

Uitzonderingen!

  1. In Latijns-Amerika is het gebruik van "usted" gebruikelijker en wordt het zowel in formele als in veel informele contexten gebruikt.

Oefening 1: De persoonlijke voornaamwoorden (onderwerp)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Ellos, Tú, Ustedes, Usted, Ella, Él, Vosotros, Ellas, Yo, Nosotras, Nosotros

1. ... es mi amiga.

Ella es mi amiga.
(Zij is mijn vriendin.)

2. ... eres mi amigo.

Tú eres mi amigo.
(Jij bent mijn vriend.)

3. ... hablamos español.

Nosotros hablamos español.
(Wij spreken Spaans.)

4. ... son hermanos.

Ellos son hermanos.
(Zij zijn broers.)

5. ... hablo español.

Yo hablo español.
(Ik spreek Spaans.)

6. ... son profesores.

Ustedes son profesores.
(Jullie zijn leraren.)

7. ... son amables.

Ellas son amables.
(Zij zijn aardig.)

8. ... somos amigas.

Nosotras somos amigas.
(Wij zijn vriendinnen.)

9. ... es mi profesor.

Usted es mi profesor.
(U bent mijn leraar.)

10. ... sois estudiantes.

Vosotros sois estudiantes.
(Jullie zijn studenten.)

11. ... es simpático.

Él es simpático.
(Hij is vriendelijk.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Él
(Hij)
2. Ellas
(Zij)
3. Vosotros
(Jullie)
4. Ustedes
(Jullie)
5.
(Jij)
6. Ellos
(Zij)
7. Ella
(Zij)
8. Yo
(Ik)