Infancia y recuerdos
Leerdoelen:
- Hablar sobre el pasado lejano y describir recuerdos (Praat over het verre verleden en beschrijf herinneringen)
- Habla sobre tu infancia (Praat over je jeugd)
- Pretérito imperfecto (Onvoltooid verleden tijd)
- El pretérito imperfecto de verbos regulares (De onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden)
- "Chicos en la playa": el retrato de la juventud, la inocencia y el pasado ("Jongens op het strand": het portret van de jeugd, de onschuld en het verleden)
Leermodule 3 (A2): El buen pasado (De goeie oude tijd)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Kernwoordenschat (12)
Yo muero de risa cuando descubro un chiste bueno.
(Ik ga stuk van het lachen als ik een goede grap ontdek.)
Morir
(Sterven)
Ella sale temprano para subir la montaña.
(Zij vertrekt vroeg om de berg te beklimmen.)
Salir
(Uitgaan)
Siempre echo de menos mi infancia porque era muy divertida.
(Ik mis mijn kindertijd altijd omdat het erg leuk was.)
La infancia
(De kindertijd)
Cuando era niño, mi juguete favorito era un coche de carreras.
(Toen ik een kind was, was mijn favoriete speeltje een raceauto.)
El juguete
(Het speelgoed)
Cuando era niño, tenía una memoria increíble para los nombres de mis juguetes.
(Toen ik een kind was, had ik een ongelooflijk geheugen voor de namen van mijn speelgoed.)
La memoria
(Het geheugen)
El recuerdo de mi infancia es muy divertido.
(De herinnering aan mijn kindertijd is heel leuk.)
El recuerdo
(De herinnering)
El recuerdo del bebé jugando con su primer juguete es inolvidable.
(De herinnering aan de baby die met zijn eerste speeltje speelt is onvergetelijk.)
El bebé
(De baby)
El adolescente echaba de menos su infancia cada vez que veía su juguete favorito.
(De tiener miste zijn kindertijd elke keer als hij zijn favoriete speelgoed zag.)
El adolescente
(De tiener)
Cuando era niño, pensaba que ser adulto era aburrido.
(Toen ik een kind was, dacht ik dat volwassen zijn saai was.)
El adulto
(De volwassene)
Siento nostalgia cada vez que vuelvo a mi antigua casa.
(Ik voel me nostalgisch elke keer als ik naar mijn oude huis terugkeer.)
La nostalgia
(De nostalgie)
Cuando era niño, siempre echaba de menos a mi abuela cuando se iba de viajes.
(Toen ik een kind was, miste ik mijn oma altijd als ze op reis ging.)
Echar de menos
(Gemis)
El recuerdo de aquel día en el parque fue divertidísimo.
(De herinnering aan die dag in het park was ontzettend leuk.)
Divertido
(Leuk)
Woordenlijst (21)
Kernwoordenschat
(12):
Werkwoorden: 2,
Bijvoeglijke naamwoorden: 1,
Tussenwerpsel: 1,
Zelfstandige naamwoorden: 8,
Contextwoordenschat:
9
Spaans | Nederlands |
---|---|
Brillaba | Scheen |
Capturaba | Hij ving |
Divertida | Leuk |
Divertido | Leuk |
Echar de menos | Gemis |
Echo de menos | Ik mis |
El adolescente | De tiener |
El adulto | De volwassene |
El bebé | De baby |
El juguete | Het speelgoed |
El recuerdo | De herinnering |
Escenas | Taferelen |
Juguetes | Speelgoed |
La infancia | De kindertijd |
La memoria | Het geheugen |
La nostalgia | De nostalgie |
Morir | Sterven |
Muere | Sterft |
Mueren | Sterven |
Salgo | Ik ga |
Salir | Uitgaan |