10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.34: Huishoudelijke apparaten

Electrodomésticos

A1.34: Huishoudelijke apparaten

Leerdoelen:

  • Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
  • Aparatos eléctricos (Elektrische apparaten)
  • Los verbos irregulares en la primera persona del presente (De onregelmatige werkwoorden in de eerste persoon tegenwoordige tijd)
  • La Mesa Camilla y El Brasero (La Mesa Camilla y El Brasero)

Leermodule 5 (A1): En casa (Thuis)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (16)

 El microondas: De magnetron (Spaans)

Tengo que calentar la comida en el microondas.

(Ik moet het eten in de magnetron opwarmen.)

El microondas

(De magnetron)

 El horno: De oven (Spaans)

Enciende el horno para calentar la comida.

(Doe de oven aan om het eten op te warmen.)

El horno

(De oven)

 El lavaplatos: De vaatwasser (Spaans)

Voy a poner los platos sucios en el lavaplatos.

(Ik ga de vuile borden in de vaatwasser zetten.)

El lavaplatos

(De vaatwasser)

 La lavadora: De wasmachine (Spaans)

La lavadora está en la cocina.

(De wasmachine staat in de keuken.)

La lavadora

(De wasmachine)

 La secadora: De droger (Spaans)

Yo pongo la ropa en la secadora.

(Ik doe de kleding in de droger.)

La secadora

(De droger)

 La aspiradora: De stofzuiger (Spaans)

Yo enciendo la aspiradora para limpiar el suelo.

(Ik zet de stofzuiger aan om de vloer schoon te maken.)

La aspiradora

(De stofzuiger)

 La plancha: Het strijkijzer (Spaans)

Yo siempre uso la plancha para mis camisas.

(Ik gebruik altijd het strijkijzer voor mijn overhemden.)

La plancha

(Het strijkijzer)

 El radiador: De radiator (Spaans)

Voy a encender el radiador porque hace frío en la habitación.

(Ik ga de radiator aanzetten omdat het koud is in de kamer.)

El radiador

(De radiator)

 Encender (aanzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros encendemos las luces del árbol de Navidad.

(Wij doen de lichten van de kerstboom aan.)

Encender

(Aanzetten)

 Apagar (uitzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros apagáis la computadora después de usarla.

(Jullie zetten de computer uit na het gebruik ervan.)

Apagar

(Uitzetten)

 El frigorífico: De koelkast (Spaans)

Yo pongo la leche en el frigorífico.

(Ik zet de melk in de koelkast.)

El frigorífico

(De koelkast)

 Traer (brengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ella trae el pastel para el cumpleaños.

(Zij brengt de taart voor de verjaardag.)

Traer

(Brengen)

 Calentar (verwarmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos calientan el vaso.

(Zij verwarmen het glas.)

Calentar

(Verwarmen)

 Secar (drogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros secáis la sartén.

(Jullie drogen de pan af.)

Secar

(Drogen)

 Tender (ophangen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros tendéis las cortinas.

(Jullie hangen de gordijnen op.)

Tender

(Ophangen)

 Poner (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Yo pongo los vasos en la mesa.

(Ik zet de glazen op de tafel.)

Poner

(Zetten)

Woordenlijst (29)

Kernwoordenschat (16): Werkwoorden: 7, Zelfstandige naamwoorden: 9,
Contextwoordenschat: 13

Spaans Nederlands
Apagar Uitzetten
Brasero Stoof
Calentar Verwarmen
Calor Warmte
Digo Ik zeg
Doy Ik geef
El frigorífico De koelkast
El horno De oven
El lavaplatos De vaatwasser
El microondas De magnetron
El radiador De radiator
Electrodomésticos Huishoudelijke apparaten
Encender Aanzetten
La aspiradora De stofzuiger
La lavadora De wasmachine
La plancha Het strijkijzer
La secadora De droger
Mesa camilla Tafel met ingebouwd verwarmingselement
Poner Zetten
Ponerlas Ze neerzetten
Pones Waar leg jij
Radiadores Radiatoren
Se calientan Ze warmen zich op
Secar Drogen
Tender Ophangen
Traemos Wij brengen
Traer Brengen
Traes Breng je
Traigo Ik breng