¿De dónde eres?
Leerdoelen:
- Pregunta a alguien de dónde es (Vraag iemand waar ze vandaan komen)
- Di tu nacionalidad (Zeg je nationaliteit)
- Los artículos en español (De lidwoorden in het Spaans)
- El género de los sustantivos (Het geslacht van zelfstandige naamwoorden)
- España y sus regiones (Spanje en zijn regio's)
Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Werkwoordvervoegingstabellen
Vivir (leven)
- yo vivo ik leef
- tú vives jij leeft
- él/ella vive hij/zij leeft
- nosotros/nosotras vivimos wij leven
- vosotros/vosotras vivís jullie leven
- ellos/ellas viven zij leven
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingVivir (Presente, indicativo)
1. Yo ... en madrid.
2. Tú ... cerca del parque.
3. Ella ... con sus padres.
4. Nosotros ... en una casa grande.
5. Ellos ... juntos desde hace años.
6. Vosotros ... en el centro de la ciudad.