10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.24: Kleuren

Colores

A1.24: Kleuren

Leerdoelen:

  • Nombres de colores básicos y compuestos (Basis- en samengestelde kleurnamen)
  • Describiendo objetos (Objecten beschrijven)
  • Expresar gustos y disgustos (Het uiten van voorkeuren en afkeuren)
  • Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta (Uitdrukken van voorkeuren en afkeuren: ik vind het (niet) leuk)
  • Colores de España: La bandera española (Kleuren van Spanje: De Spaanse vlag)

Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (15)

 Rojo: Rood (Spaans)

Me gusta el color rojo.

(Ik hou van de kleur rood.)

Rojo

(Rood)

 Blanco: het wit (Spaans)

No me gusta el color blanco.

(Ik houd niet van de kleur wit.)

Blanco

(Het wit)

 Negro: het zwart (Spaans)

Me gusta el color negro.

(Ik houd van de kleur zwart.)

Negro

(Het zwart)

 Gris: het grijs (Spaans)

La gata es gris y me gusta su color.

(De kat is grijs en ik vind haar kleur mooi.)

Gris

(Het grijs)

 Azul: Blauw (Spaans)

Me gusta el color azul.

(Ik hou van de kleur blauw.)

Azul

(Blauw)

 Amarillo: Geel (Spaans)

No me gusta la silla amarilla.

(Ik houd niet van de gele stoel.)

Amarillo

(Geel)

 Verde: Groen (Spaans)

Me gusta el color verde.

(Ik houd van de kleur groen.)

Verde

(Groen)

 Marrón: bruin (Spaans)

El color marrón no me gusta mucho.

(Ik hou niet zo van de kleur bruin.)

Marrón

(Bruin)

 Rosa: roze (Spaans)

La mesa es de color rosa.

(De tafel is roze.)

Rosa

(Roze)

 Naranja: Oranje (Spaans)

Me gusta el color naranja.

(Ik hou van de kleur oranje.)

Naranja

(Oranje)

 Violeta: paars (Spaans)

Me gusta el color violeta en mi camisa.

(Ik hou van de kleur violet op mijn overhemd.)

Violeta

(Paars)

 Gustar (bevallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

¿Te gusta el regalo?

(Vind je het cadeau leuk?)

Gustar

(Bevallen)

 El color: De kleur (Spaans)

El color rojo me gusta mucho.

(De kleur rood vind ik erg mooi.)

El color

(De kleur)

 Maquillarse (zich opmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros nos maquillamos juntos para el evento.

(Wij maken ons samen op voor het evenement.)

Maquillarse

(Zich opmaken)

 Pintarse (zich schilderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos se pintan para el evento.

(Zij maken zich op voor het evenement.)

Pintarse

(Zich schilderen)

Woordenlijst (25)

Kernwoordenschat (15): Werkwoorden: 3, Bijvoeglijke naamwoorden: 11, Zelfstandige naamwoorden: 1,
Contextwoordenschat: 10

Spaans Nederlands
Amarillo Geel
Azul Blauw
Azules Blauw
Blanca Witte
Blancas Witte
Blanco Het wit
Colores Kleuren
El color De kleur
Gris Het grijs
Gusta Houd van
Gustar Bevallen
Maquillarme Me opmaken
Maquillarse Zich opmaken
Marrones Bruin
Marrón Bruin
Naranja Oranje
Negro Zwart
Pintarse Zich schilderen
Pintarte Jezelf opmaken
Rojo Rood
Rojos Rood
Rosa Roze
Rosas Roze
Verde Groen
Violeta Paars