Decir tu nombre
Leerdoelen:
- Di tu nombre y pregunta por el nombre de alguien (Vertel je naam en vraag naar de naam van iemand anders)
- Títulos y formas de dirigirse a las personas. (Señor, señorita,...) (Titels en manieren om mensen aan te spreken. (Meneer, mevrouw,...))
- Preséntate (Stel jezelf voor)
- El alfabeto (Het alfabet)
- La pronunciación (De uitspraak)
- Cómo presentarse en España (Hoe je je in Spanje voorstelt)
Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Kernwoordenschat (14)
¿Puedes decirme el apellido de Juan?
(Kun je me de achternaam van Juan vertellen?)
El apellido
(De achternaam)
Hola, yo soy Alejandro, un placer conocerte.
(Hallo, ik ben Alejandro, aangenaam.)
Un placer
(Aangenaam)
Ellos se presentan como los nuevos vecinos.
(Zij stellen zich voor als de nieuwe buren.)
Presentarse
(Zich voorstellen)
Hola, yo soy Ana. ¿Cómo te llamas?
(Hallo, ik ben Ana. Hoe heet jij?)
¿Cómo te llamas?
(Hoe heet je?)
Woordenlijst (21)
Kernwoordenschat
(14):
Werkwoorden: 4,
Tussenwerpsel: 2,
Zelfstandige naamwoorden: 7,
Vragen: 1,
Contextwoordenschat:
7
Spaans | Nederlands |
---|---|
Apellidos | Achternaam |
Decir | Zeggen |
Dice | Hij zegt |
El apellido | De achternaam |
El apodo | De bijnaam |
El chico | De jongen |
El nombre | De naam |
El señor | De heer |
Escribir | Schrijven |
La chica | Het meisje |
La señora | De mevrouw |
Llaman | Noemen |
Llamarse | Zich noemen |
Llamo | Ik heet |
Me llamo | Ik heet |
Mucho gusto | Aangenaam |
Presentarse | Zich voorstellen |
Se presenta | Hij stelt zich voor |
Te llamas | Heet jij |
Un placer | Aangenaam |
¿Cómo te llamas? | Hoe heet je? |