10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.17: Koken

Cocina

A1.17: Koken

Leerdoelen:

  • Ingredientes básicos para cocinar (Basis ingrediënten voor koken)
  • Expresando obligaciones (Verplichtingen uitdrukken)
  • Obligaciones - "hay que, tener que, deber" (Verplichtingen - "hay que, tener que, deber")
  • Las tapas españolas (De Spaanse tapas)

Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (13)

 La harina: De bloem (Spaans)

Para hacer pan casero, hay que usar la harina.

(Om zelfgebakken brood te maken, moet je bloem gebruiken.)

La harina

(De bloem)

 El aceite: De olie (Spaans)

Hay que comprar el aceite para cocinar la receta casera.

(We moeten olie kopen om het huisgemaakte recept te bereiden.)

El aceite

(De olie)

 La mantequilla: De boter (Spaans)

Para hacer esta receta casera, hay que usar la mantequilla.

(Om dit zelfgemaakte recept te maken, moet je boter gebruiken.)

La mantequilla

(De boter)

 La nata: De room (Spaans)

Para cocinar hay que usar la nata fresca.

(Om te koken moet je verse room gebruiken.)

La nata

(De room)

 El azúcar: De suiker (Spaans)

Hay que añadir el azúcar a la receta.

(De suiker moet aan het recept worden toegevoegd.)

El azúcar

(De suiker)

 La cebolla: De ui (Spaans)

Hay que cortar la cebolla para la receta.

(De ui moet gesneden worden voor het recept.)

La cebolla

(De ui)

 El ajo: De knoflook (Spaans)

Para hacer esta receta casera, hay que añadir el ajo y la cebolla.

(Om dit zelfgemaakte recept te maken, moet je de knoflook en de ui toevoegen.)

El ajo

(De knoflook)

 El tomate: De tomaat (Spaans)

Debes lavar muy bien el tomate antes de cortarlo.

(Je moet de tomaat heel goed wassen voordat je hem snijdt.)

El tomate

(De tomaat)

 Los ingredientes: De ingrediënten (Spaans)

Hay que añadir el ingrediente a la receta.

(Je moet het ingrediënt aan het recept toevoegen.)

Los ingredientes

(De ingrediënten)

 Cocinar (koken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tú cocinas muy bien.

(Jij kookt erg goed.)

Cocinar

(Koken)

 Casero: huisgemaakt (Spaans)

Hay que mezclar los ingredientes con el aceite casero.

(Je moet de ingrediënten mengen met de zelfgemaakte olie.)

Casero

(Huisgemaakt)

 La receta: Het recept (Spaans)

Para hacer la receta, hay que tener todos los ingredientes.

(Om het recept te maken, moet je alle ingrediënten hebben.)

La receta

(Het recept)

 Mezclar (mengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tú mezclas el té con la miel.

(Je mengt de thee met de honing.)

Mezclar

(Mengen)

Woordenlijst (18)

Kernwoordenschat (13): Werkwoorden: 2, Bijvoeglijke naamwoorden: 1, Zelfstandige naamwoorden: 10,
Contextwoordenschat: 5

Spaans Nederlands
Casera Huisgemaakte
Casero Huisgemaakt
Cocinar Koken
El aceite De olie
El ajo De knoflook
El azúcar De suiker
El tomate De tomaat
Gazpacho Gazpacho
La cebolla De ui
La harina De bloem
La mantequilla De boter
La nata De room
La receta Het recept
Los ingredientes De ingrediënten
Mezclar Mengen
Pulpo Octopus
Tapas Tapas
Tomates Tomaten