Cocina
Leerdoelen:
- Ingredientes básicos para cocinar (Basis ingrediënten voor koken)
- Expresando obligaciones (Verplichtingen uitdrukken)
-
Obligaciones -
"hay que, tener que, deber" (Verplichtingen - "hay que, tener que, deber") - Las tapas españolas (De Spaanse tapas)
Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Koken , De boter , De room , De olie , De ui , De knoflook
Antwoorden
Score: 0/6
El ajo | (De knoflook) |
Cocinar | (Koken) |
El aceite | (De olie) |
La cebolla | (De ui) |
La mantequilla | (De boter) |
La nata | (De room) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
El azúcar
|
(De suiker) |
2.
Los ingredientes
|
(De ingrediënten) |
3.
Mezclar
|
(Mengen) |
4.
El ajo
|
(De knoflook) |
5.
La mantequilla
|
(De boter) |
6.
Casero
|
(Huisgemaakt) |
7.
La harina
|
(De bloem) |
8.
El tomate
|
(De tomaat) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingCocinar (Presente, indicativo)
1. Ella ... una comida deliciosa.
2. Vosotros ... como chefs profesionales.
3. Ellos ... para la fiesta.
4. Nosotros ... juntos los fines de semana.
5. Yo ... pasta todos los días.
6. Tú ... muy bien.
Oefening 6: Verplichtingen - "hay que, tener que, deber"
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingTengo que, Debemos, Debes, Tienes que, Hay que
1. ... comprar el azúcar para la receta.
2. ... picar la cebolla para preparar la salsa.
3. ... cocinar los tomates a baja temperatura.
4. ... usar harina para hacer pan.
5. ... batir la nata.
6. ... agregar el aceite a la mezcla.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden