10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.16: Dagelijkse routines

Rutinas diarias

A1.16: Dagelijkse routines

Leerdoelen:

  • Hablar sobre la rutina diaria (Bespreek de dagelijkse routine)
  • Actividades diarias (Dagelijkse activiteiten)
  • Verbos y pronombres reflexivos (Reflexieve werkwoorden en voornaamwoorden)
  • Rutina diaria tradicional española (Traditionele dagelijkse routine in Spanje)

Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Werkwoordvervoegingstabellen

Levantarse (opstaan)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • yo me levanto ik sta op
  • tú te levantas jij staat op
  • él/ella se levanta hij staat op
  • nosotros/nosotras nos levantamos wij staan op
  • vosotros/vosotras os levantáis jullie staan op
  • ellos/ellas se levantan zij staan op

Lavarse (zich wassen)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • yo me lavo ik was me
  • tú te lavas jij wast je
  • él/ella se lava hij wast zich
  • nosotros/nosotras nos lavamos wij wassen ons
  • vosotros/vosotras os laváis jullie wassen zich
  • ellos/ellas se lavan zij wassen zich

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Levantarse (Presente, indicativo), Lavarse (Presente, indicativo)

1. Él ... antes de que salga el sol.

Él se levanta antes de que salga el sol.
(Hij staat op voordat de zon opkomt.)

2. Ellos ... para ir al gimnasio.

Ellos se levantan para ir al gimnasio.
(Zij staan op om naar de sportschool te gaan.)

3. Nosotros ... los pies después de caminar.

Nosotros nos lavamos los pies después de caminar.
(Wij wassen onze voeten na het wandelen.)

4. Ellos ... el cuerpo los fines de semana.

Ellos se lavan el cuerpo los fines de semana.
(Vertaling laden...)

5. Yo ... los dientes todas las mañanas.

Yo me lavo los dientes todas las mañanas.
(Ik poets elke ochtend mijn tanden.)

6. Vosotros ... muy tarde los domingos.

Vosotros os levantáis muy tarde los domingos.
(Jullie staan heel laat op, op zondag.)

7. Yo ... temprano todos los días.

Yo me levanto temprano todos los días.
(Ik sta elke dag vroeg op.)

8. Tú ... las manos antes de comer.

Tú te lavas las manos antes de comer.
(Jij wast je handen voor het eten.)

9. Él ... la cara con agua fría.

Él se lava la cara con agua fría.
(Hij wast zijn gezicht met koud water.)

10. Tú ... a las siete de la mañana.

Tú te levantas a las siete de la mañana.
(Jij staat om zeven uur 's ochtends op.)