Mi estilo de vida
Leerdoelen:
- Habla sobre tu situación de vida actual y tu estilo de vida (Praat over je huidige levenssituatie en levensstijl)
- Habla sobre las cosas que has estado haciendo durante algún tiempo (Praat over dingen die je al een tijdje aan het doen bent)
-
Los verbos
"llevar/seguir" + gerundio (De werkwoorden "llevar/seguir" + gerundio) - ¿Dónde viven los españoles: en casas o pisos? (Waar wonen de Spanjaarden: in huizen of appartementen?)
Leermodule 6 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Kernwoordenschat (9)
Siguiendo el estilo de vida actual, llevo aprendiendo nuevas habilidades cada semana.
(Volgens mijn huidige levensstijl leer ik elke week nieuwe vaardigheden.)
El estilo de vida
(De levensstijl)
El cansancio sigue afectando mi estilo de vida, pero seguiré aprendiendo cómo gestionarlo.
(De vermoeidheid blijft mijn levensstijl beïnvloeden, maar ik zal blijven leren hoe ik ermee om kan gaan.)
El cansancio
(De vermoeidheid)
Esta experiencia será igual a la anterior.
(Deze ervaring zal gelijk zijn aan de vorige.)
Igual
(Gelijk)
En mi estilo de vida, llevo saliendo con mis amigos cada fin de semana, e igualmente disfruto de los momentos tranquilos en casa.
(In mijn levensstijl ga ik elk weekend uit met mijn vrienden, en ik geniet ook van de rustige momenten thuis.)
Igualmente
(Evenzo)
Llevo varios años teniendo clases de guitarra y mi estilo de vida ha cambiado mucho desde entonces.
(Ik volg al jaren gitaarlessen en mijn levensstijl is sindsdien erg veranderd.)
Tener clases de
(Les hebben in)
Yo seguiré saliendo con mis amigos cada viernes, es parte de mi estilo de vida.
(Ik blijf elke vrijdag met mijn vrienden uitgaan, het is een deel van mijn levensstijl.)
Salir con
(Uitgaan met)
Llevo soñando con ese estilo de vida desde el momento en que lo vi.
(Ik droom al van die levensstijl sinds het moment dat ik het zag.)
El momento
(Het moment)
Woordenlijst (16)
Kernwoordenschat
(9):
Werkwoorden: 1,
Bijvoeglijke naamwoorden: 2,
Bijwoorden: 1,
Tussenwerpsel: 3,
Zelfstandige naamwoorden: 1,
Zinnen / woordcombinatie: 1
Contextwoordenschat:
7
Spaans | Nederlands |
---|---|
Aprende | Hij leert |
Aprender | Leren |
Aprendiendo | Ik leer |
Clases de | Lessen in |
El cansancio | De vermoeidheid |
El estilo de vida | De levensstijl |
El momento | Het moment |
Igual | Evenveel |
Igualmente | Toch |
Presente | Heden |
Pueblos | Dorpen |
Saldré con | Ik ga uit met |
Saliendo con | Die op stap gaan met |
Salir con | Uitgaan met |
Tener clases de | Les hebben in |
Teniendo clases de | Ik heb Engelse lessen |