¿Cómo se ve tu futuro?
Leerdoelen:
- Describe las actividades que estarás haciendo en el futuro (Beschrijf de activiteiten die je in de toekomst zult doen)
- Habla sobre la flexibilidad que tienes respecto a tu futuro (Praat over de flexibiliteit die je hebt met betrekking tot je toekomst.)
-
El verbo
"estar"+ gerundio para hablar del futuro (Het gebruik van het werkwoord "estar"+ gerundio om over de toekomst te spreken) - España: uno de los países con mayor esperanza de vida (Spanje: een van de landen met de hoogste levensverwachting)
Leermodule 5 (A2): Planes para el futuro (Toekomstplannen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Waarschijnlijk , Over de hele wereld , Het risico , Beslissen , De mogelijkheid , Risico nemen
Antwoorden
Score: 0/6
Probable | (Waarschijnlijk) |
La posibilidad | (De mogelijkheid) |
Arriesgarse | (Risico nemen) |
El riesgo | (Het risico) |
Por todo el mundo | (Over de hele wereld) |
Decidir | (Beslissen) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Improbable
|
(Onwaarschijnlijk) |
2.
Asistir
|
(Assisteren) |
3.
Arriesgarse
|
(Risico nemen) |
4.
El objetivo
|
(Het doel) |
5.
Decidir
|
(Beslissen) |
6.
El riesgo
|
(Het risico) |
7.
Probable
|
(Waarschijnlijk) |
8.
Por todo el mundo
|
(Over de hele wereld) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingDecidir (Futuro simple, indicativo)
1. Ellos ... participar en el voluntariado.
2. Tú ... contratar a un fotógrafo.
3. Nosotros ... realizar un evento.
4. Yo ... realizar una visita.
5. Vosotros ... planificar la sorpresa.
6. Él ...? invitar a toda la gente.
Oefening 6: Het gebruik van het werkwoord "estar"+ gerundio om over de toekomst te spreken
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingEstaré decidiendo, Nos estaremos arriesgando, Estaré mirando, Estarán pensando, me estaré preparando, Te estarás arriesgando, Estaréis comprobando, Estaremos organizando, Estaremos planificando, estará pensando
1. Planificar (nosotros/-as): ... esta reunión en el futuro próximo.
2. Prepararse (yo): Mientras tanto ... para la negociación porque es probable que será importante para nuestra empresa.
3. Mirar (yo): ... la posibilidad de viajar por todo el mundo el próximo año.
4. Organizar (nosotros/-as): ... este evento para conocer a más personas interesantes.
5. Arriesgarse (nosotros/-as): ... mucho al tomar decisiones así.
6. Pensar (ellos/-as/Ustedes): ... en asistir a la película en el cine la próxima semana.
7. Pensar (él/ella/usted): Mientras tanto ... qué camino es el mejor para él.
8. Arriesgarse (tú): ... bastante viajando solo por todo el mundo.
9. Decidir (yo): ... lo que pienso en las próximas reuniones.
10. Comprobar (vosotros/-as): ... los riesgos antes de comprar una nueva casa.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden