Recuerdo cuando...
Leerdoelen:
- Habla sobre eventos específicos y terminados en el pasado (Praat over specifieke en afgeronde gebeurtenissen in het verleden)
- Habla sobre tus experiencias del pasado (Vertel over je ervaringen uit het verleden)
- El pretérito indefinido: los verbos regulares (De onvoltooid verleden tijd: de regelmatige werkwoorden)
- La pandemia de COVID-19 en España (De COVID-19-pandemie in Spanje)
Leermodule 3 (A2): El buen pasado (De goeie oude tijd)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Kernwoordenschat (10)
Él se acuerda de describir la naturaleza.
(Hij herinnert zich de natuur te beschrijven.)
Acordarse
(Herinneren)
Durante la pandemia, pasé por una etapa de nostalgia y eché de menos la infancia.
(Tijdens de pandemie ging ik door een fase van nostalgie en miste ik mijn kindertijd.)
Pasar por
(Doorlopen)
Durante la pandemia, me acordé mucho de mi infancia y eché de menos cómo solía jugar con mis juguetes.
(Tijdens de pandemie dacht ik veel aan mijn jeugd en miste ik hoe ik vroeger met mijn speelgoed speelde.)
Durante
(Gedurende)
Durante la visita, nos acordamos de nuestra infancia y los juguetes que teníamos.
(Tijdens het bezoek herinnerden we ons onze jeugd en het speelgoed dat we hadden.)
La visita
(Het bezoek)
Durante la pandemia, el virus cambió nuestras vidas.
(Tijdens de pandemie heeft het virus ons leven veranderd.)
El virus
(Het virus)
Durante la pandemia, cambió de casa y se acordó de su infancia.
(Tijdens de pandemie verhuisde hij en herinnerde hij zich zijn jeugd.)
La pandemia
(De pandemie)
Después del evento, el gato parecía más contagiado que antes.
(Na het evenement leek de kat zieker dan voorheen.)
Contagiado
(Besmet)
El año pasado cambiamos de casa y descubrimos muchos recuerdos de nuestra infancia mientras empacábamos juguetes.
(Vorig jaar verhuisden we en ontdekten we veel herinneringen aan onze kindertijd terwijl we speelgoed aan het inpakken waren.)
Cambiar de casa
(Verhuizen)
Me acordé del pasado durante la pandemia.
(Ik herinnerde me het verleden tijdens de pandemie.)
El pasado
(Het verleden)
Después de enterarse de la noticia, se sentía más deprimido que antes.
(Nadat hij het nieuws had gehoord, voelde hij zich somberder dan voorheen.)
Deprimido
(Deprimido)
Woordenlijst (14)
Kernwoordenschat
(10):
Werkwoorden: 1,
Bijvoeglijke naamwoorden: 2,
Bijwoorden: 1,
Tussenwerpsel: 1,
Zelfstandige naamwoorden: 4,
Zinnen / woordcombinatie: 1
Contextwoordenschat:
4
Spaans | Nederlands |
---|---|
Acordarse | Herinneren |
Cambiar de casa | Verhuizen |
Confinamiento | Lockdown |
Contagiado | Besmet |
Deprimido | Deprimido |
Durante | Gedurende |
El pasado | Het verleden |
El virus | Het virus |
Esperanza | Hoop |
Fuerza | Kracht |
La pandemia | De pandemie |
La visita | Het bezoek |
Pasar por | Doorlopen |
Se acuerda | Herinnert zich |