10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.10: Kijk eens naar die bloemen

Mira esas flores

A2.10: Kijk eens naar die bloemen

Leerdoelen:

  • Aprende los nombres básicos de las flores (Leer de namen van de basisbloemen)
  • El relativo "que" (De betrekkelijke "que")
  • El clavel: la flor nacional de España (De anjer: de nationale bloem van Spanje)

Leermodule 2 (A2): Naturaleza y medio ambiente (Natuur en milieu)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (14)

 La rosa: De roos (Spaans)

La rosa que ves en el florero es muy bonita.

(De roos die je in de vaas ziet, is erg mooi.)

La rosa

(De roos)

 El girasol: De zonnebloem (Spaans)

El girasol que está en el campo es muy bonito.

(De zonnebloem die in het veld staat is erg mooi.)

El girasol

(De zonnebloem)

 La margarita: De margriet (Spaans)

La margarita que crece en el campo es muy bonita.

(De margriet die groeit in het veld is erg mooi.)

La margarita

(De margriet)

 La amapola: De klaproos (Spaans)

Mira la amapola que está en el florero.

(Kijk naar de klaproos die in de vaas staat.)

La amapola

(De klaproos)

 Plantar (planten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros plantáis bastantes amapolas.

(Jullie planten nogal wat klaprozen.)

Plantar

(Planten)

 El tulipán: De tulp (Spaans)

El tulipán que planté en mi jardín es muy bonito.

(De tulp die ik in mijn tuin heb geplant, is erg mooi.)

El tulipán

(De tulp)

 El clavel: De anjer (Spaans)

El clavel que vi en la floristería es muy bonito.

(De anjer die ik in de bloemist zag, is erg mooi.)

El clavel

(De anjer)

 La orquídea: De orchidee (Spaans)

La orquídea que planté en el jardín es muy bonita.

(De orchidee die ik in de tuin heb geplant is erg mooi.)

La orquídea

(De orchidee)

 El narciso: De narcis (Spaans)

El narciso que planté el año pasado es muy bonito.

(De narcis die ik vorig jaar heb geplant is erg mooi.)

El narciso

(De narcis)

 El jazmín: De jasmijn (Spaans)

El jazmín que planté en la floristería ya ha florecido.

(De jasmijn die ik in de bloemisterij heb geplant, is al in bloei.)

El jazmín

(De jasmijn)

 El ramo de flores: De bos bloemen (Spaans)

El ramo de flores que he comprado es muy bonito.

(De bos bloemen die ik heb gekocht is heel mooi.)

El ramo de flores

(De bos bloemen)

 La floristería: De bloemenwinkel (Spaans)

La floristería que está cerca del campo tiene los mejores girasoles.

(De bloemist die dicht bij het veld is, heeft de beste zonnebloemen.)

La floristería

(De bloemenwinkel)

 El florero: De vaas (Spaans)

El florero que está en la mesa tiene un ramo de flores.

(De vaas die op tafel staat heeft een boeket bloemen.)

El florero

(De vaas)

 Regalar (schenken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos te regalan algo de la floristería.

(Zij geven jou iets cadeau van de bloemenwinkel.)

Regalar

(Schenken)

Woordenlijst (18)

Kernwoordenschat (14): Werkwoorden: 2, Zelfstandige naamwoorden: 12,
Contextwoordenschat: 4

Spaans Nederlands
El clavel De anjer
El florero De vaas
El girasol De zonnebloem
El jazmín De jasmijn
El narciso De narcis
El ramo de flores De bos bloemen
El tulipán De tulp
Floreros Vazen
Floristerías Bloemisterijen
La amapola De klaproos
La floristería De bloemenwinkel
La margarita De margriet
La orquídea De orchidee
La rosa De roos
Plantan Planten
Plantar Planten
Ramos Boeketten
Regalar Schenken